Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1133/GA, 11 oktober 2000, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1133/GA

betreft: 61 gedetineerden (zie bijlage) datum: 11 oktober 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 14 juni 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. vander Bom, namens

61 gedetineerden, verder te noemen klagers,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 juni 2000 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2000, gehouden in de p.i. "Over-Amstel" te Amsterdam, zijn gehoord namens klagers de heren [...], [...] en [...], bijgestaan door hun raadsman mr. G.V. van der Bom, en de heer[...], toegevoegd directielid bij de p.i. "De Geniepoort".

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft , voorzover in beroep aan de orde, de schending van het recht op een activiteitenprogramma van 48 uur per week.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klagers en de directeur
Door en namens klagers is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
De directeur stelt dat er allerlei activiteiten worden aangeboden en dat de overige tijd die men buiten de cel verblijft en waarin men niets doet, recreatietijd is. Dit is niet juist. Recreatie is een aparte activiteit en niet alletijd die de gedetineerden vrij doorbrengen buiten hun cel is recreatietijd. In de inrichting geldt een groot blok als recreatietijd, maar in die tijd zijn ook andere dingen zoals geestelijke verzorging gepland en moeten degedetineerden ook zaken verrichten als het opruimen van hun cel, telefoneren en koken, terwijl de recreatietijd bedoeld is voor ontspanning.
Wij zouden graag duidelijkheid krijgen omtrent de vraag wat nu precies activiteiten zijn. De directeur gaat ervan uit dat geestelijke verzorging en kerkbezoek activiteiten zijn, maar wij zijn van mening dat dit niet juist is.
Onder activiteiten vallen arbeid, sport, luchten, onderwijs, bibliotheek en recreatie. Maar van recreatie kan niet gezegd worden dat dit alle uren zijn waarin geen activiteiten plaatsvinden. Uitgangspunt van een regime van algehelegemeenschap is immers dat de gedetineerden buiten hun cel verblijven. Bovendien heeft de beklagcommissie in een uitspraak van 28 december 1999 bepaald dat van hoofdstuk VIII PBW (verzorging, arbeid en andere activiteiten) alleenparagraaf 2 (arbeid en andere activiteiten) vallen onder activiteiten. De Nota van toelichting bij artikel 3 van de Penitentiaire Maatregel (PM) bepaalt verder dat de uren van het dagprogramma waarin geen activiteiten worden gebodenonder andere bedoeld zijn voor persoonlijke verzorging en het nuttigen van de maaltijden.
In feite is het thans zo dat indien een gedetineerde een gesprek met een geestelijke wil voeren, dit in de recreatietijd gebeurd en deze tijd dan van de recreatietijd wordt afgetrokken. Dit gebeurt ook op deze manier bij depersoonlijke verzorging.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Persoonlijke verzorging, telefoneren en dat soort zaken worden aan de gedetineerden zelf overgelaten. Zij kunnen dit doen in een groot blok van 22,5 uren dat recreatie wordt genoemd. Er is nadrukkelijk voor gekozen om degedetineerden hierin vrij te laten en hen hierin keuzemomenten aan te bieden. Indien celreiniging, telefoneren en dat soort zaken geclusterd zouden worden als apart moment, zou de recreatietijd daarmee tekort gedaan worden.
Het is mogelijk om geestelijke verzorging te krijgen buiten de recreatietijd om. Bovendien is het zo dat indien bijvoorbeeld de kerkdienst binnen de recreatietijd valt en een gedetineerde beslist om hier niet naartoe te gaan, hijniet wordt ingesloten op cel.

3. De beoordeling
Artikel 3, tweede lid, PM schrijft voor dat in een regime van algehele gemeenschap minimaal 48 uren per week aan activiteiten en bezoek worden geboden. Dit betekent dat er voor minimaal 48 uren per week aan bezoek, arbeid, educatie,sport, recreatie en luchten moet worden geboden.
Vast is komen te staan dat in de inrichting 32 uren per week aan bezoek, arbeid, crea, bibliotheek, onderwijs, sport en luchten worden geboden.
Er dienen vervolgens nog 16 uren van het programma van activiteiten en bezoek als bedoeld in artikel 3, tweede lid, PM te worden ingevuld. Vraag is of het grote blok van 22,5 uren dat recreatie wordt genoemd te beschouwen is als eendeel van het programma van activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, PM en daarmee dus ten volle voldaan wordt aan de verplichting om naast het blok van 32 uren arbeid e.d. nog tenminste 16 uren te vullen met andereactiviteiten. Naar het oordeel van de beroepscommissie is zulks het geval. Blijkens onderdeel 17 sub c. van de Memorie van toelichting dekt het begrip recreatie uiteenlopende activiteiten en faciliteiten en behoeft de recreatie nietgeorganiseerd en geprofessionaliseerd te zijn. Onder geboden activiteiten vallen dus niet alleen door de inrichting en onder begeleiding van de inrichting georganiseerde activiteiten. De beroepscommissie acht aannemelijk gewordendat binnen het grote blok van 22,5 uren die per week aan recreatie wordt geboden weliswaar ook een deel persoonlijke en geestelijke verzorging valt, doch dat deze verzorging niet zoveel uren omvat dat het programma van activiteitenen bezoek minder omvat dan 48 uren. Aannemelijk is geworden dat voorts is voldaan aan het in artikel 49, tweede lid, PBW vervatte voorschrift inhoudende dat de directeur er voor zorgdraagt dat de gedetineerde in de gelegenheid wordtgesteld tot deelname aan recreatieve activiteiten gedurende tenminste 6 uren per week.
De beroepscommissie acht het in de inrichting geboden activiteitenprogramma, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, niet in strijd met een wettelijk voorschrift en bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen evenmin onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. H.W.J. Droesen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 11 oktober 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven