nummer: 14/604/GA
betreft: [klager] datum: 16 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M. de Reus, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft gelet op het door de raadsman opgestelde klaagschrift het volgende: “dat belanghebbende zich niet kan verenigen met het handelen van inrichtingspersoneel in het kader van hun taakuitoefening, meer in het bijzonder door, naar het
oordeel van belanghebbende ten onrechte, in een aan hem gerichte memo d.d. 2 januari 2014 aan belanghebbende mede te delen dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor verdere detentiefasering gedurende zijn detentie, als gevolg waarvan geen verdere
stappen zijn ondernomen met betrekking tot de (verdere) detentiefasering van belanghebbende”.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het is niet aan de directeur (dan wel het namens de directeur handelende inrichtingspersoneel) om een overplaatsingsverzoek inhoudelijk te beoordelen.
De
raadsman verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 00/0429/GA, welke uitspraak van overeenkomstige toepassing is op het onderhavige geval. Ook als klager ervoor had gekozen zelf (zonder tussenkomst van de directeur) het verzoek bij
de selectiefunctionaris in te dienen, was klager afhankelijk geweest van de inrichting, nu de inrichting ter zake moet adviseren.
Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren, hem alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, het beklag gegrond te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te kennen.
De directeur persisteert in beroep bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.
3. De beoordeling
Het niet doorsturen van een verzoek om detentiefasering naar de selectiefunctionaris door het b.s.d. moet, nu een adequate afhandeling van verzoeken om detentiefasering onder de taakomschrijving van het b.s.d. valt, worden aangemerkt als een door of
namens de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren
in zijn beklag.
Aan de selectiefunctionaris komt, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Pbw, de exclusieve bevoegdheid toe te beslissen op verzoeken om detentiefasering. Gelet hierop, is de namens de directeur genomen beslissing om klagers verzoek om
detentiefasering niet door te sturen naar de selectiefunctionaris in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beklag derhalve alsnog gegrond verklaren.
De beroepscommissie overweegt dat klager, op grond van het bepaalde in artikel 18 van de Pbw, rechtstreeks bij de selectiefunctionaris een verzoekschrift had kunnen indienen strekkende tot overplaatsing naar een z.b.b.i. Nu niet gebleken is dat klager
deze procedure heeft gevolgd, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 16 april 2014
secretaris voorzitter