Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0508/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/508/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Klerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 februari 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, zijn klagers raadsman, mr. M. de Klerk, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem, in aanwezigheid van [...],
stagiaire bij voormelde inrichting, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 6 mei 2013, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een schermutseling met een medegedetineerde en de vondst van een batterij van een mobiele telefoon op klagers cel.
In deze straf is een eerder opgelegde disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht wegens betrokkenheid bij een schermutseling verdisconteerd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is slecht ter been en heeft bij herhaling aangegeven dat hij zich slechts in de “schermutseling” heeft begeven, teneinde partijen uit elkaar te halen. Klagers raadsman is ter zitting van de beklagcommissie gevraagd waarom hij de andere
betrokkenen bij de vechtpartij niet heeft benaderd schriftelijk een verklaring af te laten leggen. Dit staat echter op gespannen voet met het advocatentuchtrecht en kan een ordeverstorende werking hebben binnen de inrichting. Na de vermeende
schermutseling is in klagers cel een celinspectie uitgevoerd, waarbij onder meer een batterij voor een mobiele telefoon is aangetroffen. Klager weet niet hoe dit mogelijk is. In de inrichting geldt een “open-deur-beleid”. Spullen van de één kunnen dan
ook bij de ander op cel gelegd worden. Er is geen begin- of eindtoets. Klager kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vondst van de batterij op zijn cel. De directeur heeft gesuggereerd dat gedetineerden gedurende hun verblijf buiten
de cel het personeel kunnen verzoeken de cel af te sluiten. Klager zal hier voortaan om verzoeken. Ten aanzien van het op klagers cel aangetroffen blokje is niet komen vast te staan dat het om hasj gaat.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Aan klager is op 20 november 2012 een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel opgelegd in verband met betrokkenheid bij een schermutseling met medegedetineerden. Op het moment dat klager in de strafcel werd geplaatst, is zijn cel
direct afgesloten. Het personeel heeft even in klagers cel gekeken en heeft het blokje hasj aangetroffen. Klager heeft hiervoor geen straf gekregen. Bij een grondige celinspectie is vervolgens de batterij aangetroffen. De cel zat op slot en het is
derhalve niet mogelijk dat er in de tussentijd iets op klagers cel is gelegd. Aan klager is naar aanleiding van de vondst van de batterij op 21 november 2012 een disciplinaire straf van veertien dagen strafcel opgelegd. Omdat de straf en de eerder
opgelegde straf naar aanleiding van de schermutseling elkaar overlapten, is de straf van veertien dagen met terugwerkende kracht opgelegd. Het schriftelijke verslag ten aanzien van de vondst van de batterij is niet aangezegd, omdat klager op dat moment
reeds in de strafcel was geplaatst. Op grond van de Pbw hoeft het verslag alleen te worden aangezegd bij afwijkend gedrag. Het verslag is aangezegd op het moment dat de schriftelijke mededeling werd opgemaakt, dus achteraf. Klager kan in het vervolg
het
personeel verzoeken zijn deur op slot te doen. Er is voor gekozen de gedetineerden relatief veel vrijheid te geven.

3. De beoordeling
Blijkens de schriftelijke mededeling van 21 november 2012 is naar aanleiding van een verslag van 20 november 2012, dat zich overigens niet bij de stukken bevindt, na op 21 november 2012 te zijn gehoord, klager vier dagen opsluiting in een strafcel met
cameratoezicht opgelegd, ingaande op 20 november 2012, wegens betrokkenheid bij een schermutseling. Nu niet kan worden vastgesteld of het verslag klager is aangezegd en de straf is ingegaan op een tijdstip gelegen voor het moment waarop de beslissing
tot strafoplegging werd genomen, moet geconcludeerd worden dat de strafoplegging heeft plaatsgevonden in strijd met de betreffende bepalingen van de Pbw.

Blijkens een tweede schriftelijke mededeling van 21 november 2012 is aan klager met ingang van 20 november 2012, derhalve met terugwerkende kracht, een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd wegens betrokkenheid bij,
zo begrijpt de beroepscommissie, dezelfde schermutseling als die waarvoor de straf van vier dagen opsluiting is opgelegd, en wegens de vondst van een batterij van een mobiele telefoon op klagers cel. In de disciplinaire straf van veertien dagen is, zo
blijkt uit de mededeling, de eerder opgelegde straf (van vier dagen strafcel) verdisconteerd.
Nu voor eenzelfde strafbaar feit niet tweemaal een straf kan worden opgelegd, de straf niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd, het verslag van de vondst van een batterij van een mobiele telefoon die mede leidde tot de straf van veertien
dagen
klager niet is meegedeeld, moet worden geconcludeerd dat deze strafoplegging evenmin voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen. De beroepscommissie merkt nog op dat het enkele verblijf in een strafcel geen grond oplevert om klager de
verslaglegging niet mee te delen.

Gelet op bovenstaande dient het beroep dan ook gegrond te worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen.

Nu naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende is komen vast te staan dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vondst van de batterij op cel en betrokkenheid bij de schermutseling zal de beroepscommissie de hoogte van de
tegemoetkoming vaststellen op € 47,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven