Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1001/GA, 28 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1001/GA

betreft: [klager] datum: 28 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i. gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.A.M. Karsten en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein.

Klager, die zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland is, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel ingaande op 7 oktober 2012 in verband met het aantreffen van een telefoonoplader in klagers verblijfsruimte.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van
€ 70,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd veiligheid is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur. Die aanwijzing is niet alleen gegeven om hem straffen en maatregelen te kunnen laten opleggen. Hij is een volwaardig lid van het MT. Hij is verantwoordelijk voor de veiligheid in
de inrichting in de ruimste zin van het woord en heeft een grote portefeuille. Zijn primaire taak is hoofd veiligheid. Daarnaast heeft hij taken als plaatsvervanger van de vestigingsdirecteur.
De vestigingsdirecteur heeft vier plaatsvervangers die allen bevoegd zijn om te sanctioneren. Het hoofd veiligheid kan ook consignatiediensten draaien. Dit scheelt in de taakverdeling.
De jurisprudentie van de beroepscommissie is bekend. Naar aanleiding van de meest recente jurisprudentie is de aanwijzing van het hoofd veiligheid aangepast. De aanwijzing tot plaatsvervanger van de directeur is nu niet meer voor bepaalde tijd.
Namens klager is in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Uit onder meer de uitspraak van de beroepscommissie kenmerk 12/1558/GA van
16 oktober 2012 volgt dat een ministeriële aanwijzing tot benoeming van een plaatsvervangend directeur onder omstandigheden voldoende kan zijn om de bevoegdheden uit te oefenen die op grond van artikel 5, vierde lid, van de Pbw aan de directeur zijn
voorbehouden. De in aanmerking te nemen omstandigheden betreffen onder andere de omvang en wijze waarop de directietaken worden vervuld. Daarbij kan van belang zijn de vraag of alle directietaken worden uitgeoefend en of deze worden uitgeoefend in een
afgebakend deel (afdeling of unit) van de inrichting. Een tijdelijke en beperkte aanwijzing strookt niet met de bedoeling van de wet.

In het ten tijde van het indienen van het beklag geldende besluit van 22 februari 2012 is de heer M. van R. tijdelijk, tot 15 februari 2013, aangewezen als plaatsvervanger van de directeur. Hieruit leidt de beroepscommissie af, dat het
aanwijzingsbesluit kennelijk is genomen met het doel het creëren van een bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire straffen. Dit strookt niet met de bedoeling van de wet. Naar het oordeel van de beroepscommissie was de heer M. van R. ten tijde van
de onderhavige beslissing van 7 oktober 2012 dan ook niet bevoegd tot het opleggen van een disciplinaire straf. Het beroep van de directeur zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd. Ten aanzien
van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat zij in het feit dat er contrabande, en wel een telefoonoplader, in klagers cel is aangetroffen aanleiding ziet om de hoogte van de tegemoetkoming te matigen. In
zoverre is het beroep gegrond en zal de beroepscommissie op dit punt de uitspraak van de beklagrechter vernietigen. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=. Zij verklaart voor het overige het beroep
ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven