Onderwerp: Bezoek-historie

Ingangsdatum bij aanvraag AIO-aanvulling (SB1307)
Geldigheid:27-05-2021 t/m 08-03-2023Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 47a, eerste lid Participatiewet ontstaat het recht op een AIO-aanvulling op de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. Uit artikel 44 van de Participatiewet volgt dat de SVB een AIO-aanvulling toekent vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, maar niet eerder dan de dag waarop de aanvrager zich heeft gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen. Onder een melding verstaat de SVB het moment waarop de aanvrager kenbaar maakt dat hij een AIO-aanvulling wil aanvragen.

Nadat de aanvrager zich kenbaar heeft gemaakt, stuurt de SVB hem een aanvraagformulier. De aanvrager moet zijn aanvraag zo spoedig mogelijk indienen bij de SVB. De SVB beschouwt een aanvraag als zo spoedig mogelijk ingediend als de SVB het aanvraagformulier ontvangt binnen twee weken na de datum van dagtekening van de begeleidende brief bij het aanvraagformulier. Voldoet de aanvrager hieraan, dan wordt de AIO-aanvulling toegekend vanaf de dag waarop hij zich voor het eerst bij de SVB kenbaar heeft gemaakt om een AIO-aanvulling aan te vragen. Voldoet de aanvrager hier niet aan en valt hem dit te verwijten, dan kent de SVB de AIO-aanvulling toe vanaf de dag dat het aanvraagformulier is ontvangen.

Op grond van jurisprudentie kan de SVB de AIO-aanvulling toekennen tot een datum die ligt voor de datum van melding dan wel de datum van de aanvraag indien sprake is van bijzondere omstandigheden. De SVB leidt uit jurisprudentie af dat hiervan in ieder geval sprake is als:

  • de aanvrager door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen;
  • de te late aanvraag een aantoonbaar gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen.

 

De SVB baseert dit op de volgende - niet limitatief opgesomde - voorbeelden uit de jurisprudentie:

  • De aanvrager die een aanvraag indient is door de gemeente op onjuiste wijze of onvoldoende voorgelicht (CRvB 22 april 2008 en Rechtbank Amsterdam 9 juli 2008).
  • De aanvrager was absoluut en voortdurend buiten staat zich te melden en zelf dan wel met behulp van derden een aanvraag in te dienen (CRvB 7 februari 2006 en CRvB 6 juni 2006).
  • De aanvrager aan wie een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is toegekend en wiens recht op uitkering in het verleden vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning is afgewezen of ingetrokken (CRvB 24 mei 2011 en CRvB 27 mei 2014 (1)).

 

Uit de jurisprudentie leidt de SVB verder af dat in de volgende - niet limitatief opgesomde - situaties geen sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen:

  • De enkele omstandigheid dat de aanvrager in de periode vóór de aanvraag niet beschikte over middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (CRvB 7 november 2000 en CRvB 27 mei 2014 (2)).
  • Het feit dat een eerder verstrekte uitkering wordt teruggevorderd (CRvB 25 maart 2003).
  • Het enkele feit dat de gevraagde gegevens in een later stadium alsnog zijn verstrekt, in een geval waarin het niet verstrekken van gevraagde gegevens heeft geleid tot intrekking van de uitkering en waarin de aanvrager een nieuwe aanvraag indient (CRvB 19 juli 2005).

 

Als sprake is van bijzondere omstandigheden toetst de SVB of er overigens geen beletselen zijn om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen. Voor de verlening van een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht is immers slechts ruimte indien de aanvrager in de betreffende periode voorafgaand aan de melding bij de SVB over onvoldoende middelen beschikte om in de noodzakelijke bestaanskosten te voorzien (zie ook CRvB 16 januari 2007). Uit een uitspraak van de CRvB van 24 mei 2011 leidt de SVB af dat de aanvrager aannemelijk moet maken dat hiervan sprake is. Uit deze uitspraak volgt daarnaast dat het complementaire karakter van de Participatiewet meebrengt dat betrokkene dan aannemelijk moet maken dat derden feitelijk in de noodzakelijke bestaanskosten hebben voorzien en hij om die reden een reële schuld met een daadwerkelijke, concrete terugbetalingsverplichting is aangegaan. Het complementaire karakter van de Participatiewet leidt er volgens de CRvB tevens toe dat de verlening van de AIO-aanvulling beperkt dient te blijven tot de hoogte van die reële schuld. In de situatie dat een vreemdeling met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning heeft gekregen, kan deze ook op andere wijze aantonen dat hij kosten van levensonderhoud heeft gemaakt waarin nog niet is voorzien. Ook in dat geval geldt dat de verlening van de AIO-aanvulling beperkt dient te blijven tot de omvang van die kosten. De SVB baseert dit op een uitspraak van de CRvB van 27 mei 2014 (1).

Gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie verleent de SVB in geval van bijzondere omstandigheden een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht als de aanvrager aannemelijk maakt dat hij niet in de noodzakelijke kosten van bestaan heeft kunnen voorzien en ten behoeve van die kosten schulden is aangegaan waaraan daadwerkelijk terugbetalingsverplichtingen zijn verbonden. In de situatie dat een vreemdeling met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning heeft gekregen, kan deze ook op andere wijze aantonen dat hij kosten van levensonderhoud heeft gemaakt waarin nog niet is voorzien. De mate van terugwerkende kracht hangt af van de omvang van die kosten dan wel de terugbetalingsverplichting die bestaat op het moment van aanvraag. De SVB verleent zoveel terugwerkende kracht als nodig is om de vastgestelde kosten van levensonderhoud dan wel de terugbetalingsverplichting te compenseren, met een maximum van vijf jaar gerekend vanaf het moment van de aanvraag. Bij het bepalen van deze termijn is aansluiting gezocht bij de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen tot betaling van periodieke geldsommen (artikel 3:308 BW). In geval de SVB gelijktijdig met de AIO-aanvulling ook AOW-pensioen met terugwerkende kracht toekent, stelt de SVB de kosten van levensonderhoud dan wel de terugbetalingsverplichting vast op het bedrag dat resteert na aftrek van de nabetaling van het AOW-pensioen.

Grondslag

artikelen 11, eerste lid, 44 en 47a Participatiewet

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB mei 2021

Naar boven