Onderwerp: Bezoek-historie

Krediethypotheek en pandrecht (SB1305)
Geldigheid:07-09-2016 t/m 29-11-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

De SVB kan een AIO-aanvulling in de vorm van een geldlening verlenen aan een eigenaar van een woning wanneer hij de woning zelf bewoont en sprake is van een overwaarde van de woning die het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d Participatiewet te boven gaat. Het bedrag van de overwaarde is gelijk aan de waarde van de woning minus de daarop rustende schuld. De SVB hanteert bij het verlenen van een AIO-aanvulling in de vorm van een geldlening het volgende beleid.

De SVB neemt ter bepaling van de waarde van een woning de jaarlijks vastgestelde WOZ-waarde over. Deze wijze van vaststellen is in de jurisprudentie aanvaard (CRvB 6 april 1999). Indien voor een woning geen WOZ-waarde is vastgesteld, laat de SVB zich adviseren door een gecertificeerd taxateur die in overleg met de belanghebbende wordt aangewezen.

Aan de verlening van een AIO-aanvulling in de vorm van een geldlening verbindt de SVB de verplichting dat een recht van hypotheek of pand wordt gevestigd als zekerheid voor de nakoming van de rente- en aflossingsverplichtingen. De SVB verplicht hiertoe niet indien de overwaarde van de woning minus het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d Participatiewet minder bedraagt dan € 5000,-.

De SVB vestigt een pandrecht door middel van een onderhandse akte die wordt geregistreerd bij de Belastingdienst. De kosten die zijn verbonden aan taxatie, het vestigen van een hypotheek of pandrecht komen voor rekening van de belanghebbende, maar op verzoek kan de SVB deze kosten voorfinancieren.

In geval van beëindiging van de AIO-aanvulling moet de betrokkene de geldlening binnen een periode van tien jaar terugbetalen. Indien het inkomen van de betrokkene hierdoor op enig moment minder bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm, dan verlengt de SVB deze periode zodat de betrokkene ten minste beschikt over een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien de betrokkene de geldlening geheel of gedeeltelijk met zijn vermogen kan aflossen, geldt hiervoor geen aflossingsduur van tien jaar. De betrokkene moet in dat geval zijn vermogen zo snel mogelijk aanwenden om de geldlening af te lossen.

De SVB brengt na beëindiging van de AIO-aanvulling geen rente in rekening bij de betrokkene. Indien naar het oordeel van de SVB de betrokkene de geldlening verwijtbaar niet aflost, eist de SVB het restant van de geldlening direct op en is, in geval van niet tijdige betaling, over dit restant wel wettelijke rente verschuldigd.

Grondslag

artikel 34, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, onderdeel d, artikel 48, derde lid,  artikel 50 Participatiewet

Besluit beleidsregels SVB 2016

Naar boven