Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0945/GV, 17 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/945/GV

betreft: [klager] datum: 17 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om incidenteel verlof is ten onrechte afgewezen. Klager verwijst naar de betreffende Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Aan de voorwaarden van artikel 22 is
voldaan. Klager heeft al vanaf ruim voor zijn detentie een duurzame relatie met zijn vriendin. Op 21 september 2012 is een erkenningsakte opgesteld van het kind waarvan de vriendin zwanger was. De geboorte van een kind is een gebeurtenis in de
persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Niet vereist is een ‘absolute noodzakelijkheid’. De noodzaak is gelegen in het recht op family life zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. De ouders hebben recht op omgang met
hun kind. Ook het kind heeft recht om zijn vader te kennen en met hem een band op te bouwen. Het feit dat de partner en het kind naar de inrichting kunnen komen, doet hier niet aan af. Een kort bezoekje in de inrichting is onvoldoende om een band op te
bouwen. Het reizen van verre afstanden is voor de baby af te raden. Het Openbaar Ministerie heeft in de beschikking van het gerechtshof ’s Hertogenbosch expliciet vermeld zich niet te verzetten tegen begeleid incidenteel verlof. Klager meent voorts dat
de directeur onprofessioneel handelt. Er worden loze beloften gemaakt. Terugbelverzoeken van klagers raadsman worden amper gehonoreerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om incidenteel verlof is afgewezen, omdat er geen complicaties bij de bevalling zijn geweest en omdat klagers partner naar de inrichting kan komen met het
pasgeboren
kind. De Staatssecretaris verwijst in zijn reactie op het beroepschrift nog naar de toelichting met betrekking tot de risico’s, die genoemd zijn in de inrichtingsrapportage. In 2011 is klager op advies van de Officier van Justitie in landelijke
afzondering geplaatst voor zijn eigen veiligheid en later in 2011 is bij klager contrabande aangetroffen in de vorm van een geknoopt touw met daaraan een eigen gemaakte haak. Klager geeft aan dat er een prijs op zijn hoofd staat. Daarvoor is door GRIP
geen grond gevonden. In januari 2012 is klager bedreigd door de broer van het slachtoffer op de rechtbank. Buiten de rechtbank zouden 10 tot 15 familieleden/vrienden hebben gewacht op klagers justitieel vervoer. Er was politiebegeleiding geregeld. De
Staatssecretaris heeft de buitensituatie met betrekking tot een incidenteel verlof niet als veilig beoordeeld, waaraan de familie van klager niet blootgesteld mag worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft eveneens positief geadviseerd omtrent kraamvisite. De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij eventueel principale hechtenissen van 42 dagen te ondergaan en voorts subsidiaire hechtenissen van in totaal 28 dagen en
zeven
dagen gijzeling op grond van de Wet admininistratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 28 juli 2016.

Krachtens artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder
begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.

In haar uitspraak van 11 april 2013 met nummer 13/766/GV heeft de beroepscommissie het beroep van klager tegen de afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van de bevalling van klagers vriendin ongegrond verklaard, waarbij de
mogelijkheid voor kraambezoek open bleef staan. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor kraambezoek aan zijn vriendin en pasgeboren zoon. De Staatssecretaris voert als gronden voor de afwijzing van dit verzoek aan het feit dat geen
complicaties
zijn opgetreden tijdens de geboorte en dat klagers vriendin en kind klager in de inrichting kunnen bezoeken. Dit neemt niet weg dat voornoemd artikel 26 van de Regeling de gedetineerde de mogelijkheid biedt voor het afleggen van een kraambezoek. Verlof
kort na de geboorte is derhalve mogelijk tenzij op de in artikel 4 van de Regeling genoemde gronden dit verlof onwenselijk is. De Staatssecretaris voert het ontbreken van complicaties bij de bevalling en het feit dat moeder en kind zelf kunnen reizen
aan als grond voor zijn weigering. In beroep wijst hij er ook op dat de buitensituatie met betrekking tot incidenteel verlof niet als veilig wordt beoordeeld. Een nadere feitelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt. Zo is onduidelijk of de bedreigingen
die in januari 2012 jegens klager zijn geuit door de broer van het slachtoffer nog steeds actueel zijn en of met beveiliging en bewaking van klager de bezwaren niet zijn op te lossen. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in aanmerking het positieve
advies van het Openbaar Ministerie. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Mitsdien is het beroep gegrond. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing vernietigen en de
Staatssecretaris
opdragen te onderzoeken of moeder en kind inmiddels tot reizen in staat zijn. Voor zover dit het geval is, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,-. Indien de moeder en het kind niet in staat zijn te reizen, wordt de
Staatssecretaris opgedragen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op te onderzoeken of moeder en kind inmiddels tot reizen in staat zijn. Zo ja, dan bepaalt zij de tegemoetkoming op € 25,-. Zo nee, dan draagt zij de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van
de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 17 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven