Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0897/GV, 2 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/897/GV

betreft: [klager] datum: 2 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking omdat zijn zoontje moet worden geopereerd en hij daar graag bij wil zijn. Klagers zoontje is geboren op 31 augustus 2009 en dit is al de derde
keer dat hij moet worden geopereerd. Gezien zijn medische verleden vormt de operatie een risico. Er kunnen zich verschillende problemen voordoen. Verder licht klager toe dat de operatie stond gepland op 18 maart 2013, maar niet is doorgegaan omdat zijn
zoontje koorts had. Een nieuwe datum wordt gepland.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking aangezien zijn zoontje van 3 jaar op 18 maart 2013 in het ziekenhuis zou worden opgenomen in verband met
een
operatie aan zijn gehemelte en klager hier graag bij wil zijn. Uit de stukken blijkt dat klager kennelijk eerder op basis van een schorsing van de detentie bij een soortgelijke operatie aanwezig is geweest. Om voor strafonderbreking in aanmerking te
komen, dient te worden aangetoond dat klagers aanwezigheid bij de operatie noodzakelijk is. Klager heeft bij het verzoek de uitnodiging van het ziekenhuis meegestuurd waaruit blijkt dat zijn zoontje op 18 maart 2013 in het ziekenhuis diende te
verschijnen. Hieruit blijkt echter niet dat het noodzakelijk is dat klager bij de operatie aanwezig is. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Gelet op dit negatieve advies en op
klagers strafrestant, heeft de Staatssecretaris besloten het verzoek af te wijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de locatie Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gezien klagers strafrestant en omdat het gaat om een niet-levensbedreigende operatie.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven niet akkoord te gaan met een strafonderbreking, omdat het niet om een levensbedreigende operatie gaat.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 december 2014.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft strafonderbreking verzocht voor de duur van drie dagen om aanwezig te kunnen zijn bij de operatie van zijn zoontje, die op 18 maart 2013 stond gepland in het Academisch Ziekenhuis Maastricht, maar inmiddels is uitgesteld. Op basis van de stukken
is onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers aanwezigheid tijdens de operatie van zijn zoontje noodzakelijk is. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat het om levensbedreigende situatie gaat. Bovendien kan
klagers vriendin hun zoontje bijstaan tijdens de operatie. De afwijzing van klagers verzoek tot strafonderbreking kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 2 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven