Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0879/GV, 24 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 13/879/GV

betreft: [klager] datum: 24 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Op het opgegeven verlofadres woont klagers moeder. Klagers vader is tijdens klagers detentie overleden en zijn moeder heeft nu de steun van klager nodig. Dit adres is ten onrechte afgekeurd vanwege het
risico op slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust. De aanvraag is ook afgewezen omdat klager tijdens een urinecontrole urine met een te lage kreatininewaarde heeft geproduceerd. Deze urinecontrole is echter op 21 februari 2013 afgenomen,
terwijl de beschikking van de directeur dateert van 14 februari 2013. Dit kan niet. Klager heeft hierover beklag ingediend.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Het risico op slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust wordt te groot geacht. Geadviseerd wordt
dat klager een verlofadres opgeeft dat buiten Amsterdam-West ligt. Op grond van artikel 4, onder j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) komt klager niet in aanmerking voor verlof. Voorts heeft klager tijdens een
urinecontrole urine geproduceerd met een te laag kreatininegehalte, hetgeen gelijk wordt gesteld met het gebruik van harddrugs. Reeds deze omstandigheid kan tot afwijzing van de verlofaanvraag leiden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leewarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het verblijf van klager op het verlofadres een te groot risico op slachtofferconfrontatie en op maatschappelijke onrust
vormt en omdat er sprake is van risico op softdrugsgebruik.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, wegens het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens onder andere bedreiging, gekwalificeerde diefstal en afpersing. Aansluitend dient hij (eventueel) een vervangende hechtenis van drie dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst
mogelijke
einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 23 augustus 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Volgens de Staatssecretaris kan het door klager opgegeven verlofadres niet als aanvaardbaar worden aangemerkt, omdat er bij verblijf van klager op dat adres sprake is van risico op ongewenste confrontatie met de slachtoffers van het door klager
gepleegde delict en van risico op maatschappelijke onrust.
Of een verlofadres kan worden aangemerkt als een aanvaardbaar verlofadres hangt naar het oordeel van de beroepscommissie af van de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners. Uit het in het Advies vrijheden weergegeven, maar niet overgelegde
advies van de politie blijkt niet, dat er problemen bestaan ten aanzien van het specifieke adres waarop klager zijn verlof wil doorbrengen, dan wel ten aanzien van de bewoner(s) van het verlofadres.
De beroepscommissie overweegt voorts dat voldoende met feiten en omstandigheden dient te worden onderbouwd waarom het verblijf van klager op het verlofadres kan leiden tot het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie dan wel maatschappelijke
onrust.
Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat het door klager opgegeven verlofadres in de buurt ligt van het woonadres van één of meer slachtoffers van het door klager gepleegde delict. Tevens is het de beroepscommissie onvoldoende duidelijk geworden
waarom klager zijn verlof niet mag doorbrengen op een verlofadres dat ligt in Amsterdam-West. Voorts is onvoldoende feitelijk onderbouwd waarom verblijf van klager op het opgegeven verlofadres mogelijk kan leiden tot maatschappelijke onrust. Uit het
voorafgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat het verlofadres dient te worden aangemerkt als onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling.

Het verzoek is mede afgewezen, omdat klager tijdens een urinecontrole urine geproduceerd met een te laag kreatininegehalte.
Uit het vrijhedenadvies maakt de beroepscommissie op dat klager bij een op 20 januari 2013 afgenomen urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs (THC) en dat klager bij een urinecontrole van 12 februari 2013 urine heeft
geproduceerd met een te lage (< 2.0 mmol/L) kreatininewaarde, hetgeen in de regel duidt op fraude. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid, in combinatie met het landelijke drugsontmoedigingsbeleid, op dit moment een
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze omstandigheid, ondanks het positieve advies van het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag kan rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij

afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder c, van de Regeling, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Overigens begrijpt de beroepscommissie dat klager tegen de disciplinaire straf die hem als gevolg van de urinecontrole van 12 februari 2013 is opgelegd beklag heeft ingediend. Echter, nu de beklagcommissie hierover nog geen uitspraak heeft gedaan, kan
dit niet tot een ander oordeel van de beroepscommissie leiden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 24 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven