Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0793/GM, 13 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/793/GM

betreft: [klager] datum: 13 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 februari 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 januari 2013, betreft het ten onrechte arbeidsgeschikt verklaren van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is in de vorige inrichtingen arbeidsongeschikt verklaard. In de p.i. Zwolle wordt klager arbeidsgeschikt verklaard. Klager heeft van de verpleegkundige begrepen dat in de p.i. Zwolle niemand
arbeidsongeschikt wordt verklaard. Klager is arbeidsgeschikt verklaard zonder dat hij een arts of psycholoog heeft gesproken. Later heeft klager de arts gesproken die klager aangaf dat hij kon werken. Ook gaf zij aan dat klager niet op een normale
afdeling thuishoort. Dit gesprek werd voor verschillende doeleinden gebruikt. Uiteindelijk is klager op een PPC-afdeling geplaatst. Klager verblijft thans in de p.i. Roermond en is arbeidsongeschikt verklaard. Klager heeft vroeger dingen meegemaakt,
waardoor hij zich niet kan focussen op zijn werk. Hij zit met veel emotie. In het verleden hebben op de werkzaal veel incidenten plaatsgevonden. Klager heeft in de p.i. Zwolle aangeboden zo nu en dan de afdelingsreinigers te helpen, maar dat is
afgewezen. De inrichting wilde zien of klager op de werkzaal functioneert. De werkmeester verwacht echter een bepaald niveau. Klager kan de druk en het tempo op de werkzaal niet aan. Klager heeft het geprobeerd, maar het is niet gelukt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is in andere inrichtingen op basis van verstoorde agressieregulatie arbeidsongeschikt verklaard. De arbeidsongeschiktheid is op basis van het huidig functioneren van klager binnen de
afdeling, na dit besproken te hebben binnen het PMO, ingetrokken. Klager verblijft in een gevangenisregiem, waarbinnen het verrichten van arbeid verplicht is.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, van oordeel dat er geen medische redenen zijn om klager niet aan de arbeid te laten deelnemen.
De omstandigheid dat klager in vorige inrichtingen en ook thans in de p.i. Roermond wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de p.i. Zwolle gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren. Afhankelijk van de
aard van de werkzaamheden die in de p.i. Zwolle kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging moeten maken of klager arbeidsgeschikt moet worden geacht. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een penitentiaire inrichting een
ander karakter en functie heeft dan arbeid in de maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. De beroepscommissie stelt vast dat de kwestie omtrent de arbeidsongeschiktheid van klager is besproken in het PMO.
Ook bij een psychische problematiek is het niet uitgesloten dat de situatie van een patiënt in de loop van de tijd verandert. Dat het PMO aanleiding heeft gezien klagers arbeidsongeschiktheid te herzien is dan ook niet onredelijk. De beroepscommissie
is
het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven