Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0606/GB, 6 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/606/GB

Betreft: [klager] datum: 6 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.O. van der Lee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zonder regimair verlof afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 oktober 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (p.i.) Leeuwarden. Klager verzoekt om overplaatsing naar een b.b.i. zonder regimair verlof, een inrichting met een beveiligingsniveau als
bedoeld
in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens de selectiefunctionaris is sprake van een opnamestop voor de b.b.i. zonder regimair verlof en is het onduidelijk of deze detentiemodaliteit nog terugkomt. Klager is van mening dat zijn
verzoek tot detentiefasering niet enkel gericht is op een b.b.i. zonder regimair verlof, maar op alle faseringsmogelijkheden. Klagers faseringsdatum viel op 6 januari 2013. Klager heeft het bureau selectie- en detentiefasering (b.s.d.) meerdere malen
verzocht zijn fasering in behandeling te nemen, hetgeen niet geschiedde. Uiteindelijk heeft klager zelf een brief gestuurd naar het Bureau selectiefunctionarissen. Klager stelt dat informatie omtrent zijn achtergrond ontbreekt, het b.s.d. en de
selectiefunctionaris hadden hier achteraan moeten gaan. De opnamestop is een omstandigheid die klager niet verweten kan worden. Het rechtsgevolg van deze opnamestop houdt voor klager in dat hij gedurende zes maanden niet opnieuw om detentiefasering kan
verzoeken. Gelet op klagers einddatum (15 augustus 2013) kan klager binnen zijn detentie geen nieuw verzoek indienen, terwijl hij wel voor detentiefasering in aanmerking komt. Indirect wordt klager dus een verbod op detentiefasering opgelegd, vanwege
een omstandigheid die buiten klagers risicosfeer ligt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager verzoekt om plaatsing in een b.b.i. zonder regimair verlof, er zijn echter geen inrichtingen meer met deze detentiemodaliteit. Er waren twee b.b.i.’s
zonder regimair verlof afdelingen, maar beide zijn gesloten. Klager kan dus niet naar een b.b.i. zonder regimair verlof worden overgeplaatst.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat er geen
mogelijkheid meer tot plaatsing in een b.b.i. zonder regimair verlof voor klager is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager een nieuw verzoek tot fasering had kunnen indienen en dat,
mede gelet op het feit dat de onmogelijkheid tot plaatsing op een afdeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling niet was gelegen in de risicosfeer van klager, hem niet het bepaalde in artikel 18, vierde lid, van de Penitentiaire
Beginselenwet had kunnen worden tegengeworpen. De beroepscommissie betreurt de uit de stukken blijkende gang van zaken, waarbij kennelijk het verzoek tot fasering, mede gelet op grond van hetgeen klager daarover zelf had aangegeven, ten onrechte wat al
te beperkt (in de zin van louter gericht op b.b.i.+-plaatsing) is opgevat.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 6 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven