Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0761/GM, 13 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/761/GM

betreft: [klager] datum: 13 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 februari 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman, mr. J.G.M. Dassen, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 februari 2013, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager door de inrichtingsarts en de second opinion van een arbo-arts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager betwist dat hij arbeidsgeschikt is. Klager heeft in totaal 16 jaar gedetineerd gezeten. Vanaf 2002 wordt hij in alle inrichtingen arbeidsongeschikt verklaard. Het bevreemdt klager dat hij in de
p.i. Nieuwegein arbeidsgeschikt wordt bevonden, terwijl zijn medische situatie juist is verslechterd. Bij klager is slaapapneu geconstateerd en klager is daarvoor onder behandeling bij een longarts en een KNO-arts. Door deze aandoening heeft klager ’s
nachts te weinig slaap en is hij overdag moe. Klager is in het bezit van een CIZ-dossier en een PGB-dossier. Klager heeft ook psychische klachten die niet zijn meegenomen in de beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie zijn nadere stukken
overgelegd waaruit blijkt dat klager in de vorige inrichting, de p.i. Dordrecht, arbeidsongeschikt is verklaard. Het had voor de hand gelegen dat de medische dienst van de p.i. Nieuwegein de gegevens van de medische dienst van de p.i. Dordrecht had
opgevraagd. Klager is zeer zwaarlijvig en rijdt in een scootmobiel. Hij zou wel graag willen bewegen, maar kan dat niet.
Verder beklaagt klager zich over het inschakelen van een arts, de heer M., voor een second opinion, waarbij niet blijkt dat de betreffende arts ook werkelijk een arbo-arts is. Klager meent daarom dat zijn recht op een second opinion is geschonden. De
heer M. wordt door de inrichting ook ingehuurd als een gewone arts. Dit betekent dat hij dan niet onafhankelijk meer kan oordelen als arbo-arts.

De inrichtingsarts heeft hierop gereageerd door toezending van het medisch dossier.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, van oordeel dat er geen medische redenen zijn om klager niet aan de arbeid te laten deelnemen. De omstandigheid dat klager in vorige inrichtingen wel arbeidsongeschikt is
verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de p.i. Nieuwegein gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de p.i. Nieuwegein kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een
zelfstandige afweging moeten maken of klager arbeidsgeschikt moet worden geacht. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een penitentiaire inrichting een ander karakter en functie heeft dan arbeid in de maatschappij. Arbeid dient (mede) om de
gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven.
Wat betreft de arbo-arts, de heer M., is de beroepscommissie na raadpleging van het BIG-register gebleken dat de heer M. is geregistreerd als arts met als specialisatie arbeid. Dat hij tevens optreedt als inrichtingsarts, wil niet zeggen dat hij geen
onbevooroordeeld second opinion kan geven. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde
norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven