Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3920/GB, 17 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3920/GB

betreft: [klager] datum: 17 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klagers raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers is op 15 maart 2013 door een lid van de Raad gehoord. Klager heeft, blijkens een verklaring van 15 maart 2013, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 9 januari 2012 gedetineerd. Hij verblijft sinds 29 februari 2012 als preventief gehechte in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verblijf in de EBI is verlengd in verband met – onder meer – een uitleveringsverzoek van de Russische
autoriteiten. Dit verzoek is er inderdaad geweest. De rechtbank heeft het uitleveringsverzoek toelaatbaar geacht. Klager heeft op 24 december 2012 een asielverzoek ingediend. Er is inmiddels een voornemen het asielverzoek af te wijzen, naar aanleiding
waarvan klager een zienswijze heeft ingediend. Hierop zal een beschikking volgen waartegen klager beroep kan instellen. Hangende beroep mag klager in Nederland blijven. Klager verwijst daartoe naar nadere stukken van zijn advocaat in de asielprocedure
([...]) alsmede de uitspraak van de rechtbank waarbij het uitleveringsverzoek toelaatbaar is geacht. Verder is de argumentatie van de selectiefunctionaris flinterdun. Zo zou klager volgens de selectiefunctionaris leider zijn van een internationale
criminele organisatie, waarvan de leden klager mogelijk zouden kunnen helpen te ontvluchten. Klager ontkent lid te zijn van een internationale criminele organisatie. Hij heeft zich alleen verzet tegen het regime in Rusland. Hij is ook niet
vluchtgevaarlijk. De beslissing van de selectiefunctionaris verwijst enkel naar een rapport van de inrichting. Dit is te mager voor verlenging van klagers verblijf in de EBI. Indien de selectiefunctionaris klager in de EBI plaatst, dan wel het verblijf
in de EBI verlengt, ligt de bewijslast bij de selectiefunctionaris. De beslissing van de selectiefunctionaris is niet gebaseerd op feiten en niet onderbouwd. Klager verzoekt hem in een lichter regime te plaatsen. Voorts stelt klager raadsvrouw dat het
niet juist is dat de stukken inzake klagers EBI-plaatsing niet in het Russisch zijn vertaald.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) te Vught van 28 november 2012 is aangegeven dat klager op 9 januari 2012 in Nederland werd aangehouden in verband met mogelijke overtreding van de Opiumwet.
Inmiddels is aan hem een brief van de Officier van Justitie overgelegd waaruit blijkt dat geen sprake zal zijn van verdere vervolging. Klager verblijft sinds 29 februari 2012 in de EBI. Bij het besluit tot plaatsing in de EBI werd vastgesteld dat
klager
lid en leider zou zijn van een internationale criminele organisatie. Hij is erin geslaagd diverse malen te ontsnappen aan aanhouding door de handhavingsautoriteiten, zelfs na arrestatie. In een eerder stadium gearresteerde leden van de criminele
organisatie waren in het bezit van vuurwapens (ook automatische) met geluidsdempers en munitie. Leden van de organisatie zouden klager kunnen helpen te ontvluchten. Uit verdere ingekomen informatie is gebleken dat klager internationaal gesignaleerd
staat ter fine van uitlevering aan de Russische autoriteiten inzake ernstige delicten. Klager zal in dat kader mogelijk worden geconfronteerd met een gevangenisstraf van lange duur. Klager heeft aangegeven niet uitgeleverd te willen worden. In geval
van
ontvluchting zal sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, maatschappelijke onrust en van een geschokte rechtsorde. Dit, nog afgezien van de wijze waarop uitvoering zou (kunnen) worden gegeven aan pogingen om klager te bevrijden en de
consequenties daarvan. Gelet hierop en het nog steeds actuele rapport van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) adviseert de directeur om klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 27 november 2012, met behulp van een telefonische tolk, heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht. De noodzaak tot verlenging van
klagers verblijf in het h.v.b. in de EBI is aan de orde geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI van 6 december 2012. Uit de beschikbare informatie bleek onder meer dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij staat
internationaal gesignaleerd ter fine van uitlevering aan de Russische autoriteiten inzake ernstige delicten. Hij zal in dat kader mogelijk worden geconfronteerd met een gevangenisstraf van lange duur. Klager heeft herhaaldelijk aangegeven niet
uitgeleverd te willen worden. Voorts is uit de beschikbare informatie gebleken dat hij lid en leider zou zijn van een criminele organisatie. Hij is er in geslaagd diverse malen te ontsnappen aan de handhavingsautoriteiten, een en ander zelfs na
arrestatie. Eerder gearresteerde leden van de organisatie waren in het bezit van (automatische) vuurwapens. Leden van deze organisatie zouden klager kunnen helpen te ontvluchten. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een geschokte rechtsorde. Dit nog afgezien van de wijze waarop uitvoering zou kunnen worden gegeven aan de pogingen klager te bevrijden en de consequenties daarvan.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Uit het GRIP-rapport van 15 februari 2012, waar in het selectieadvies naar wordt verwezen, volgt dat de Russische autoriteiten hebben verzocht om uitlevering van klager, omdat hij wordt verdacht van
het smokkelen van verdovende middelen in georganiseerd verband. Volgens informatie van Interpol heeft hij deze criminele organisatie (internationale cocaïnesmokkel en -handel) in Equator opgericht en georganiseerd. Klager heeft aangegeven dat hij niet
wil worden uitgeleverd aan Rusland. De Russische autoriteiten gaan er van uit dat de leden van de criminele organisatie en van internationale drugskartels in staat zijn klager te helpen bij een ontsnapping dan wel dat zij zullen proberen hem te
liquideren als getuige van hun criminele activiteiten. Eerder gearresteerde leden van de criminele organisatie waren in het bezit van vuurwapens (ook automatische) met geluidsdempers en munitie. Verder blijkt uit het GRIP-rapport dat klager in 2009 in
Spanje is aangehouden en op borgtocht is vrijgekomen. Kort daarna heeft hij Spanje onder een valse identiteit verlaten. Tot zijn aanhouding heeft hij uit handen van de autoriteiten weten te blijven. Het is niet bekend op welke wijze en hoe vaak klager,
zoals is vermeld in het arrestatiebevel, is ontsnapt aan de handhavingsautoriteiten, omdat de Russische autoriteiten zeer terughoudend zijn met het verstrekken van informatie. De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in
onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager, naast het als hoog te bestempelen vluchtrisico, nog steeds bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. Nu niet of onvoldoende is
gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd met de wet is en, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat sprake is van dreigende uitlevering aan de Russische autoriteiten.

Ten aanzien van de klacht over het vertalen van de stukken overweegt de beroepscommissie, ervan uitgaande dat het tot de taak van de directie van de inrichting behoort ervoor zorg te dragen dat voor klager bestemde brieven in een voor hem begrijpelijke
taal worden uitgelegd of vertaald, dat klager, nu hij zijn bezwaren via zijn raadsvrouw naar voren heeft kunnen brengen niet in zijn belangen is geschaad.
Verder is gebleken dat klager door de selectiefunctionaris, met behulp van een telefonische tolk, is gehoord. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol, mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven