Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0392/GB, 10 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/392/GB

Betreft: [klager] datum: 10 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 februari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 13 september 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 26 oktober 2012 een brief ontvangen waarin is vermeld dat hij in aanmerking komt voor een plaatsing in een z.b.b.i. Op 1 februari 2013 heeft de selectiefunctionaris het voorstel echter afgewezen. Een dergelijke afwijzing verdraagt zich
niet met hetgeen in de brief van 26 oktober 2012 is vermeld.
Klager heeft nooit een oproep voor het ondergaan van zijn gevangenisstraf ontvangen en hij is evenmin op een andere wijze bekend geraakt met het feit dat hij zich voor het ondergaan van zijn gevangenisstraf diende te melden. Er is derhalve geen sprake
geweest van een onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf.
Klager verwijst naar de inhoud van de door hem ingediende klacht bij de Nationale Ombudsman.
De stelling van het Openbaar Ministerie (OM) en de p.i. Lelystad dat klager niet met vrijheden zal kunnen omgaan is niet nader gemotiveerd. De selectiefunctionaris heeft klager nimmer gehoord.
Klager wenst in beroep te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In de adviezen van het OM en de p.i. Lelystad is aangegeven waarom klager niet overplaatst zou moeten worden naar een z.b.b.i. en welke risico’s er aan een dergelijke overplaatsing verbonden zijn. Uit de stukken blijkt dat klager geruime tijd uit
handen
van de politie heeft weten te blijven. Klager is uiteindelijk na een uitvoerig opsporingsonderzoek gearresteerd. Een overplaatsing naar een inrichting met vrijheden kan/zal opnieuw leiden tot een onttrekking aan detentie en derhalve acht de
selectiefunctionaris een overplaatsing naar een z.b.b.i. niet verantwoord. Aan klager kunnen slechts vrijheden worden toegekend indien een goede controle mogelijk is, zoals bij een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht (e.t.). Thans
wordt in de p.i. Lelystad onderzocht of deelname aan een p.p. met e.t. mogelijk is.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst te worden gehoord. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

4.2. In artikel 15, eerste lid jo. artikel 15, derde lid, van de Pbw is bepaald dat de selectiefunctionaris is belast met de plaatsing en overplaatsing van personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende
maatregelen is gelast. Deze bevoegdheid van de selectiefunctionaris is een exclusieve bevoegdheid die niet kan worden gedelegeerd.

4.3. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.4. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.5. Nu de einddatum van klagers detentie is vastgesteld 1 mei 2013 komt hij gelet op artikel 2, sub e van de Regeling niet meer in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog het volgende op. Uit de stukken blijkt dat klager reeds op 24 januari 2000 is veroordeeld. Omdat klager zich geruime tijd onvindbaar heeft gehouden voor justitie terwijl hij nog een straf van 330 dagen moest
ondergaan, heeft het Team Executie Strafvonnissen een opsporingsonderzoek ingesteld. Op 21 december 2011 is er een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Klager is vervolgens op 13 september 2012 in Spanje aangehouden. De beroepscommissie is van
oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een z.b.b.i. en dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een gecontroleerde terugkeer naar de maatschappij meer in de rede ligt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 13 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven