Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0566/GV, 9 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/566/GV

betreft: [klager] datum: 9 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 februari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.A.I. Witlox om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat klager niet zou meewerken aan de geïndiceerde interventies. Dit is pertinent onwaar. Klager heeft op 22 augustus 2012 een overeenkomst getekend, waarin
stond dat hij zou meewerken aan het programma terugdringen recidive (TR). Klager heeft meegewerkt aan alle geïndiceerde gedragsinterventies en ook thans nog volgt hij meerdere interventies. Op 24 maart 2013 zal hij (een deel van) de interventies
afronden. De inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag en het opgegeven verlofadres is goedgekeurd. Klager zal vanaf 25 maart 2013 deelnemen aan een penitentiair programma, maar tot nu toe zijn al zijn verlofaanvragen
(drie) afgewezen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het vrijhedenadvies van de inrichting is duidelijk. Het recidiverisico van klager wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Door de reclassering is geoordeeld dat klagers ‘korte
lontje’ en zijn beperkte zelfzicht niet bijdragen aan een afname van het recidiverisico. Er zijn mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding, maar klager is ervan overtuigd geen hulp op het gebied van drugsgebruik, houding en gedrag nodig te hebben. Hij is
dan ook niet gemotiveerd om de voorgestelde interventies te volgen. Klager is alleen geïnteresseerd in detentiefasering. Overigens heeft klager wel gesprekken in de Waag gehad en op 25 maart 2013 zal hij een leefstijltraining afronden. Echter, dit is
onvoldoende om klagers verzoek om verlof toe te kennen. Daarbij komt dat het Openbaar Ministerie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, vanwege de ernst en aard van het door klager gepleegde delict en ter voorkoming van ongewenste slachtofferconfrontatie.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens – onder andere – bedreiging, mishandeling en diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 26 juni 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De Staatssecretaris heeft klagers verlofaanvraag op 15 februari 2013 afgewezen, omdat klager weigert deel te nemen aan de door de reclassering geïndiceerde gedragsinterventies, terwijl klagers recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. In het
beroepschrift stelt klager – onweersproken – dat hij op 22 augustus 2012 heeft getekend voor deelname aan het programma terugdringen recidive. Uit het vrijhedenadvies blijkt dat klager sinds 13 december 2012 een agressieregulatietraining bij De Waag
volgt en dat hij sinds 9 januari 2013 deelneemt aan een leefstijltraining, die hij – naar verwachting – op 25 maart 2013 zal afronden. In het vrijhedenadvies (onder het kopje ‘Terugdringen Recidive’) staat voorts nog dat klager gemotiveerd is en dat
hij
actief deelneemt aan de te volgen interventies. Nog daargelaten dat de weigering van een gedetineerde deel te nemen aan de geïndiceerde gedragsinterventies geen zelfstandige grond kan vormen voor de afwijzing van een verlofaanvraag, is de
beroepscommissie, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het argument van de Staatssecretaris dat klager weigert deel te nemen aan de geïndiceerde gedragsinterventies feitelijk onjuist is. Bovendien is naar het oordeel van de beroepscommissie
onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een hoog gemiddeld recidiverisico, nu stukken met recente informatie waaruit dit zou kunnen blijken, zoals het reclasseringsrapport met een uitslag van een afgenomen Risc dan wel gegevens met betrekking tot
klagers delict- en/of detentieverleden, niet zijn overgelegd (anders dan het vrijhedenadvies).
Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de beslissing van de Staatssecretaris vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet, nu de Staatssecretaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, geen aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 9 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven