Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3402/TA en 12/3446/TA, 18 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3402/TA en 12/3446/TA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

en het hoofd van FPC De Rooyse Wissel, locatie Venray, hierna te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2012 van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 januari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, en namens het hoofd van de inrichting mevrouw [...], juridisch medewerker.

Klager heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager gedurende vier tot vijf weken geen moskeedienst heeft kunnen volgen c.q. in die periode geen geestelijke verzorging is geboden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens de vakantie van de imam de moskeedienst niet kunnen bijwonen. Dit komt voor rekening van het hoofd van de inrichting die hiermee de zorgplicht van artikel 40 van de Bvt niet in acht heeft genomen. De andere geestelijke verzorgers,
die aanwezig zijn in de inrichting, kunnen de imam niet vervangen. Klager is moslim.
Hij is het er niet mee eens dat hem maar een tegemoetkoming voor twee weken gemiste moskeedienst is toegekend, terwijl hij vier tot vijf weken geen moskeedienst heeft kunnen volgen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting kan niet verweten worden dat DJI er niet in slaagt om voor vijf weken vervanging te bieden. De inrichting heeft al het mogelijke gedaan om voor vervanging te zorgen en heeft aan haar inspanningsverplichting voldaan. Er is één emailtje
gestuurd aan DJI waarin is gevraagd om een vervanger en die kon DJI maar voor twee weken bieden. Dit is voldoende inspanning. DJI heeft een pool van geestelijke verzorgers en daaruit wordt de vervanging gehaald. De pool van dominees is waarschijnlijk
groter.
Het beklag betreft geen beklagwaardige beslissing. In een soortgelijke zaak heeft de beklagrechter een klager niet-ontvankelijk verklaard.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het beklag dat is gericht tegen schending van een wettelijk recht door het niet naleven van een wettelijke zorgplicht op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt beklagwaardig als
daadwerkelijk sprake is van het niet betrachten van een wettelijke zorgplicht. De enkele stelling van een klager dat daarvan sprake is, is niet voldoende voor ontvankelijkheid.

Uit artikel 40, eerste lid, Bvt volgt dat een verpleegde het recht heeft zijn godsdienst. of levensovertuiging individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven.

Op grond van artikel 40, tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting er zorg voor dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden, beschikbaar is.

Volgens artikel 40, derde lid, onder a en c, Bvt stelt het hoofd van de inrichting de verpleegde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen in de gelegenheid persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of
levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden en de in de inrichting te houden godsdienstige en levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen, tenzij het hoofd van de inrichting dit verbiedt in verband met de
handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

Uit artikel 12.1, eerste, tweede en vierde lid, van de huisregels volgt dat verpleegden in de inrichting in de gelegenheid worden gesteld persoonlijk contact te onderhouden met de aan de inrichting verbonden geestelijk verzorger van bepaalde
godsdiensten of levensovertuigingen, in de regel één keer per week diensten worden gehouden in het stiltecentrum en dat de geestelijk verzorger meermalen per week aanwezig is in de inrichting.

Volgens de wet dient een imam aan de inrichting te zijn verbonden, wat met zich meebrengt dat deze op bepaalde tijden in de inrichting aanwezig is, opdat verpleegden hun recht op het vrij belijden of beleven van hun godsdienst of levensovertuiging,
individueel of in gemeenschap met anderen, kunnen uitoefenen.
Vast staat dat het hoofd van de inrichting wist dat de imam gedurende een periode van vijf weken afwezig zou zijn. De inrichting heeft één email aan DJI gestuurd met het verzoek om de imam tijdens die periode te vervangen. Er is verder geen actie meer
ondernomen nadat door DJI was teruggekoppeld dat slechts vervanging kon worden geboden voor twee van de vijf weken waarin de imam afwezig zou zijn. De beroepscommissie overweegt dat het hoofd van de inrichting, gelet op zijn wettelijke zorgplicht, meer
moeite had moeten om zich van zijn zorgplicht te kwijten. Hij had bijvoorbeeld contact kunnen opnemen met imams die werkzaam waren in andere (penitentiaire) inrichtingen om te bezien of deze imams de “eigen” imam van de inrichting in die periode konden
vervangen. Nu dit niet is gebeurd moet de conclusie zijn dat het hoofd van de inrichting zijn zorgplicht ten aanzien van de resterende drie weken niet heeft vervuld. Ten gevolge daarvan is klager in die periode niet in de gelegenheid gesteld de
godsdienstige bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen en/of contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van zijn keuze. Derhalve was sprake van schending van het recht van het vrij beleven van godsdienst of levensovertuiging zoals neergelegd
in
artikel 40, eerste lid, Bvt door het niet betrachten van de in artikel 40, tweede en derde lid aanhef en onder a en c, Bvt neergelegde zorgplichten. De beroepscommissie zal het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond verklaren en voor wat
betreft de gegrondverklaring van het beklag de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen. De beroepscommissie acht gelet op het feit dat het bovenstaande een aantal weken heeft geduurd een hogere tegemoetkoming op zijn plaats en zal op dit punt het
beroep van klager gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en het beroep van klager gegrond. Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de gegrondverklaring van het beklag en vernietigt de uitspraak van
de
beklagcommissie voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven