Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3717/GB, 13 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3717/GB

Betreft: [klager] datum: 13 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Jeltes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 november 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing en het namens de beroepscommissie opgevraagde reclasseringsadvies van 21 juni 2012.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 1 mei 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard op de afdeling Extra Zorg Voorziening.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft nog nooit een rapport gehad voor het aanwezig hebben of gebruiken van drugs, noch voor het vertonen van agressief gedrag tegen het personeel. Het incident waar de selectiefunctionaris op doelt, heeft plaatsgevonden tijdens het sporten. De
beroepscommissie heeft hier reeds over geoordeeld. Derhalve dient dit incident in perspectief te worden bezien. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom sprake zou zijn van een risico op het onttrekken aan de voorwaarden. De
reclasseringsrapporten geven hier geen aanleiding toe. Als klager geplaatst wordt in een b.b.i. in het noorden van het land en een verlofadres in Groningen heeft, ligt een confrontatie met het slachtoffer niet in de rede. Het is voor klager van belang
dat hij kan resocialiseren. Klagers partner woont in het noorden van het land en is op dit moment niet in staat om klager te bezoeken. Klager heeft bovendien aan de locatie Zuyder Bos te kennen gegeven dat hij mee wenst te werken aan een
persoonlijkheidsonderzoek. Dit onderzoek staat niet in de weg aan een overplaatsing naar een b.b.i., aangezien het onderzoek ook in een b.b.i. uitgevoerd kan worden. Klager wenst het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor het plegen van een ernstig zedendelict en meerdere geweldsdelicten. De reclassering geeft aan dat het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan de voorwaarden worden ingeschat als hoog. Er is tevens een risico op
letselschade voor willekeurige personen aanwezig. De reclassering geeft aan dat uit een persoonlijkheidsonderzoek naar voren dient te komen of behandeling noodzakelijk is. Dit onderzoek heeft nog niet plaatsgevonden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft
bezwaar tegen een overplaatsing van klager naar een b.b.i. Zij acht de kans op maatschappelijke onrust en op ongewenste confrontatie met de slachtoffers aanwezig. In de toelichting heeft het OM aangegeven dat klager een ernstig zedendelict heeft
gepleegd en dat het slachtoffer nog steeds lichamelijke en psychische klachten heeft.
Het door klager opgegeven verlofadres ligt niet in de buurt van het adres van het slachtoffer. De selectiefunctionaris heeft in dat verband (nogmaals) gewezen op het hoge recidiverisico, het hoge risico op het onttrekken aan de voorwaarden, het risico
op letselschade en het feit dat klager nog geen persoonlijkheidsonderzoek heeft ondergaan. Gelet daarop, acht de selectiefunctionaris een aantal gronden voor het weigeren van verlof aanwezig zoals opgenomen in artikel 4 van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting.

4. De beoordeling
4.1. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie
het
verzoek af.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Het Reïntegratieplan Terugdringen Recidive (TR) van 21 juni 2012, waarnaar in het selectieadvies van 19 oktober 2012 wordt verwezen, bevond zich niet bij de stukken. Namens de beroepscommissie is dit advies bij het Bureau
Selectiefunctionarissen
opgevraagd.

4.5. Klager verzoekt om overplaatsing naar een b.b.i. Klager is thans veroordeeld voor het plegen van een ernstig zedendelict en blijkens het selectieadvies van 19 oktober 2012 is hij reeds meerdere malen veroordeeld voor het plegen van
geweldsdelicten. Uit het Reïntegratieplan TR blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog indien behandeling van de middelenproblematiek en de mogelijke persoonlijkheidsproblematiek uitblijft. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden
wordt eveneens ingeschat als hoog en er is een risico op letselschade voor willekeurige personen aanwezig. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris, met het oog op het terugbrengen van het maatschappelijk
risico tot een aanvaardbaar niveau, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager eerst een persoonlijkheidsonderzoek dient te ondergaan teneinde vast te kunnen stellen of behandeling noodzakelijk is, alvorens hij in aanmerking kan komen voor
overplaatsing naar een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 13 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven