Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3567/GA en 12/3621/GA, 4 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3567/GA en 12/3621/GA

betreft: [klager] datum: 4 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager

en

van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 februari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven, [...], vergezeld door [...], stagiaire bij de p.i.
Veenhuizen, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de vermissing van klagers kleding, nadat hij zijn kleding, conform de gewijzigde wasprocedure, had aangeboden om te laten wassen en drogen (Nh 2012-307);
b. het feit dat klager, sinds de invoering van de gewijzigde wasprocedure, zijn was steeds nat terugkrijgt (Nh 2012-320).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. en b. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft aan klager ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a. een tegemoetkoming van €
10,= toegekend en ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder b. een tegemoetkoming van
€ 5,=.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkomingen. Een tegemoetkoming van € 10,=, wegens de vermissing van kleding, staat
niet in verhouding tot de daadwerkelijk door klager geleden schade. De vermiste kleding heeft bij elkaar een bedrag van circa € 200,=. De inrichting is verantwoordelijk voor het verdwijnen van klagers kleding en om die reden dient de inrichting de
werkelijke schade van klager te vergoeden. Als klager schade veroorzaakt in de inrichting moet hij ook de volledige schade vergoeden. Desgevraagd antwoordt klager dat hij de bonnetjes van zijn vermiste kleding aan de beklagcommissie heeft overgelegd.
Een tegemoetkoming van € 5,=, wegens het feit dat klager zijn was steeds nat heeft teruggekregen, staat niet in verhouding tot het ongemak dat klager heeft geleden. Sinds de invoering van de gewijzigde wasprocedure, waarbij wordt gewassen met
industriële was- en droogmachines die niet geschikt zijn voor privékleding, komt de aangeboden was steeds nat terug. Dit probleem heeft zich ook na het indienen van de klacht onverminderd voortgezet. Dit kan alleen opgelost worden als op elke afdeling
een was- en droogmachine wordt geplaatst, zoals in de meeste andere inrichtingen het geval is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager klaagt over de algemene wasprocedure in de inrichting. Dit betreft geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing als
bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. Uit navraag bij de wasserij is gebleken dat sinds de invoering van de nieuwe wasprocedure het drogen van de was nog niet geheel
naar wens verloopt. De directeur heeft bij een bezoek aan de wasserij geconstateerd dat de meeste kleding – na het drogen – wel droog is, maar dat vooral dikke kledingstukken niet volledig droog zijn. Het nog langer drogen van de was gaat ten koste van
de dunnere kledingsstukken. Bovendien kunnen gedetineerden hun kleding laten drogen op het wasrekje in de cel. Uit navraag bij de fabrikant is gebleken dat de kleding onvoldoende droog wordt als er te weinig kleding in de droogtrommels wordt gedaan. Er
was aldus sprake van een technisch mankement en om die reden acht de directeur het onnodig een tegemoetkoming toe te kennen. Thans worden de droogtrommels beter gevuld en bovendien is er een extra droger besteld. De directeur wijst erop dat
gedetineerden geen gebruik hoeven te maken van de wasregeling. Zij kunnen hun kleding namelijk ook op cel met de hand wassen en laten drogen op het verstrekte wasrekje.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van de directeur overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt voorop dat het beroep van de directeur alleen is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie tot gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder b.
De beroepscommissie is, anders dan de directeur, van oordeel dat klager niet zozeer klaagt over de algemene wasprocedure, maar meer over het feit dat in zijn specifieke geval zijn kleding na het wassen en drogen steeds nat terugkomt. De directeur heeft
– naar de beroepscommissie begrijpt – in juli 2012 in de locatie Norgerhaven een nieuwe wasprocedure voor privékleding van gedetineerden ingevoerd, waarbij alle door de gedetineerden aangeboden kleding wordt gewassen en gedroogd in de wasserij. Nu de
directeur aan de gedetineerden de mogelijkheid biedt om kleding in de inrichting te laten wassen en drogen, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur ervoor dient te zorgen dat het wassen en drogen van kleding van gedetineerden naar behoren
gebeurt. Indien dit niet het geval is, kan een gedetineerde hierover op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw klagen. Dit geldt te meer indien er zich problemen voordoen als gevolg van de beslissing van de directeur om een nieuwe wasprocedure in
te voeren. Gelet op het vorenstaande en hetgeen hieronder zal worden overwogen kan klager, anders dan de directeur meent, worden ontvangen in zijn beklag.

Uit het beroepschrift van de directeur en de door de directeur ter zitting verschafte inlichtingen, maakt de beroepscommissie op dat er, ten tijde van het indienen van het klaagschrift van klager op 30 juli 2012, als gevolg van de door de directeur
gewijzigde wasprocedure, problemen bestonden met het drogen van door de gedetineerden aangeboden was. Daardoor kregen (sommige) gedetineerden, onder wie klager, de door hen aangeboden was telkens niet (volledig) gedroogd van de wasserij terug. Gelet
hierop zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover de directeur daartegen beroep heeft ingesteld, met aanvulling van de gronden bevestigen. Het feit dat gedetineerden de
kleding, die niet volledig droog van de wasserij terugkomt, kunnen laten drogen op de wasrekjes op de cel, doet hier naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan af. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat de directeur inmiddels actie
heeft ondernomen met het doel de problemen met het drogen te verhelpen.

Klager heeft beroep ingesteld, omdat hij zich niet kan verenigen met de hoogte van de hem toegekende tegemoetkomingen.
Ten aanzien van de tegemoetkoming die aan klager ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a. is toegekend overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door
klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de
omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie niet eenvoudig vast te stellen. De beroepscommissie zal derhalve geen schadevergoedingsaspecten betrekken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een
schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. Nu klager wel ongemak heeft ondervonden ziet de beroepscommissie, evenals de beklagcommissie, aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie kan zich echter, gelet op de
tegemoetkomingen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend, niet verenigen met de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre
worden vernietigd en de beroepscommissie zal aan klager, vanwege het door hem geleden ongemak, een hogere tegemoetkoming toekennen, namelijk
€ 25,=.

Ten aanzien van de tegemoetkoming die aan klager ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder b. is toegekend overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan verenigen met de hoogte van de door de beklagcommissie, vanwege het door klager
geleden ongemak, toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen door de directeur beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a, toegekende tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de
beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een hogere tegemoetkoming toekomt, namelijk € 25,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder b, toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de
beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven