Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3338/TA, 4 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3338/TA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van afdelingsarrest ingaande op 24 augustus 2012.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag is binnen zeven dagen ingediend. Klager is ontvankelijk in het beklag. Het afdelingsarrest is ten onrechte opgelegd en heeft te lang
geduurd. Hij heeft zijn bankafschriften altijd bij de inrichting ingediend en uit de bankafschriften blijkt duidelijk dat er sprake is van een spaarrekening waarop klager regelmatig geld stort. Klager heeft niet geprobeerd om de spaarrekening verborgen
te houden en heeft altijd openheid van zaken gegeven. Hij heeft ook over de spaarrekening gesproken met zijn persoonlijk begeleider. Hij heeft tweemaal een nieuwe persoonlijk begeleider toegewezen gekregen en dit punt is niet goed overgedragen. Hij
werkt buiten de inrichting en door het afdelingsarrest kon hij niet naar zijn werk. Klager is derhalve door de maatregel onevenredig zwaar getroffen. De afschriften van de spaarrekening lagen bij klagers moeder thuis. Op 25 augustus 2012 heeft klager
aan alle gestelde voorwaarden voldaan, maar het afdelingsarrest is niet beëindigd. Klager heeft niet geweigerd om naar zijn kamer te gaan. Hij wilde eerst eten. Daarna is hij zelf naar zijn kamer gegaan.
Het is hem eerder overkomen bij een verwijzing naar zijn kamer dat hij anderhalve dag geen eten kreeg. Klager heeft alleen gezegd dat de sociotherapeut op moest zouten en dat hij daar niets te zoeken had. Hij heeft niemand bedreigd.
Hij mocht voor de oplegging van het afdelingsarrest iedere dag van ’s ochtends tot
’s avonds naar buiten. Op 4 oktober 2012 is hem weer verlof verleend.
Dat klager gezegd zou hebben niet terug te keren van verlof is niet terug te vinden in de stukken.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uitgegaan kan worden van ontvankelijkheid van klager in het beklag. Het afdelingsarrest is opgelegd, omdat klager een spaarrekening
had waar de inrichting geen weet van had. Dit kwam ineens aan het licht en klagers persoonlijk begeleider heeft klager vragen over de spaarrekening gesteld en klager is om afschriften van deze rekening gevraagd. Wantrouwen was niet de insteek. Deze
spaarrekening was de inrichting niet eerder opgevallen. Zijn werkverlof is vervolgens ingetrokken. Klager heeft dreigend gereageerd door uitspraken te doen als ‘stelletje parasieten’ en tijdens het gesprek met de sociotherapeut op te staan en te zeggen
dat hij de sociotherapeut niet meer hoefde te zien en zeker niet tegen te komen. Verwijzing naar zijn kamer heeft hij niet opgevolgd. De inrichting heeft gevraagd om duidelijkheid, wilde weten hoeveel er op zijn spaarrekening stond. Klager dreigde niet
terug te komen van verlof als de verlengingsuitspraak tegen zou vallen. Het kan zijn dat klager eerder dan de sociotherapeut, een uur na oplegging van de maatregel, een gesprek wilde met de sociotherapeut. Gewacht is totdat zijn gedrag gestabiliseerd
is. Op 11 september 2012 heeft klager voldaan aan de voorwaarden en is het afdelingsarrest beëindigd.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 57, eerste lid jo vierde lid, Bvt staat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 Bvt beklag open nadat deze een week heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten
beschouwing blijft. Ingevolge artikel 58, vijfde lid Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing worden ingediend. Weliswaar heeft klager binnen een week, namelijk op 29
augustus 2012 beklag ingesteld tegen het hem op 24 augustus 2012 opgelegde afdelingsarrest, maar de maatregel van afdelingsarrest heeft geduurd van 24 augustus 2012 tot 11 september 2012. Nu het aan klager opgelegde afdelingsarrest langer dan een week
heeft geduurd staat daartegen beklag open. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is vast komen staan dat klager met regelmaat bankafschriften aan de inrichting heeft verstrekt en dat daarop vermeld stond dat hij van zijn bankrekening geld overmaakte naar een spaarrekening. Voorts is door
klager gesteld dat hij de spaarrekening al langere tijd had en dat hij het overmaken van geld naar zijn spaarrekening heeft besproken met zijn toenmalig persoonlijk begeleider en dat hij daarvoor toestemming had gekregen. Dit is door het hoofd van de
inrichting niet betwist. De beroepscommissie is van oordeel dat er blijkbaar sprake is geweest van een miscommunicatie tussen klager enerzijds en de inrichting anderzijds welke miscommunicatie voorkomen had kunnen worden door een goede overdracht van
klagers dossier aan de opvolgende persoonlijk begeleider(s). De beslissing aan klager afdelingsarrest op te leggen was echter niet alleen gebaseerd op veronderstelling dat klager niet transparant was in zijn financiële huishouding. Deze was ook het
gevolg van de dreigende en agressieve houding die klager heeft aangenomen naar aanleiding van de in zijn ogen onterechte beschuldiging. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het in de rede had gelegen dat klagers
afdelingsarrest in ieder geval na het gesprek met de sociotherapeut op 28 augustus 2012, waarin klager de betreffende sociotherapeut duidelijkheid heeft verschaft en heeft laten zien dat de spaarrekening voorkwam op zijn bankafschriften, zou zijn
beëindigd. De beroepscommissie zal derhalve het beklag voor zover gericht tegen het voortduren van het afdelingsarrest na 28 augustus 2012 gegrond verklaren en klager ter zake een tegemoetkoming toekennen van € 52,=. Voor het overige zal de
beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag voor zover gericht tegen het voortduren van het afdelingsarrest na 28 augustus 2012 gegrond. Zij bepaalt de
aan
klager toekomende tegemoetkoming op € 52,=. Zij verklaart het beklag voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven