Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2907/GA, 4 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2907/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 september 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, met bijstand van een telefoontolk in de Somalische taal, en bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Westendorp,
gehoord. De juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer, [...], heeft bij brief van 24 december 2012 laten weten dat hij noch de directeur ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, om te voorkomen dat er, na een incident tussen klager en zijn celgenoot, een nieuwe confrontatie plaatsvindt en om de tijd te hebben
klager en zijn celgenoot een nieuwe cel toe te wijzen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft, in tegenstelling tot hetgeen door de beklagrechter is overwogen, niet begrepen waarom hij werd geïsoleerd. Klager was namelijk
slechts slachtoffer en heeft zich alleen tegen zijn celgenoot verdedigd. Ook heeft hij niet begrepen dat hij contact kon opnemen met zijn advocaat en dat hij beklag kon indienen tegen de beslissing. Nu klager is gehoord zonder bijstand van een tolk,
heeft de directeur zijn hoorplicht geschonden. Het horen van een gedetineerde bestaat uit meer dan alleen het meedelen van de beslissing. Het horen is bedoeld om naar het standpunt van de gedetineerde te luisteren, voordat een beslissing wordt genomen.
Het horen van een gedetineerde in een taal die hij nauwelijks machtig is, kan in redelijkheid niet worden aangemerkt als horen. Het feit dat klager de schriftelijke mededeling van de beslissing niet uitgereikt heeft gekregen, maar heeft gevonden in
zijn
afzonderingscel toen hij werd opgesloten, maakt de schending van klagers recht om te worden gehoord nog ernstiger. Nu klager niet, althans volstrekt onvoldoende, is gehoord, had de ordemaatregel niet mogen worden opgelegd. Verzocht wordt het beroep
gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht. De stelling van de raadsman dat klager niet heeft begrepen waarom hij werd geïsoleerd, is onjuist. Tijdens de beklagzitting heeft
klager immers aangegeven dat hij wel degelijk heeft begrepen waarom hij in afzondering werd geplaatst. Klager is in staat gesteld om zijn kant van het verhaal aangaande het incident uit te leggen in een taal die voor de directeur begrijpelijk is. Nadat
klager is gehoord heeft de directeur een ordemaatregel opgelegd, omdat klager en zijn celgenoot verschillende verhalen hebben verteld. Hieruit kan worden afgeleid dat de directeur wel degelijk heeft begrepen wat klager aan hem heeft verteld. Klagers
hoorplicht is dus niet geschonden.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering. Ingevolge artikel 57, tweede lid, van de Pbw geschiedt het horen van een gedetineerde zo nodig met bijstand van een tolk.

De beroepscommissie stelt vast dat klager door de directeur voorafgaande aan de oplegging van de ordemaatregel in het Nederlands is gehoord. Op basis van hetgeen ter zitting is aangevoerd en op basis van de eigen waarneming van de beroepscommissie,
staat vast dat klager – ook nu hij inmiddels twee maanden Nederlandse les volgt – de Nederlandse taal slechts in zeer beperkte mate machtig is. Gelet hierop, acht de beroepscommissie, die klager heeft gehoord met bijstand van een telefonisch aanwezige
tolk in de Somalische taal, het onvoldoende aannemelijk dat klager daadwerkelijk zijn kant van het verhaal heeft kunnen vertellen en heeft begrepen wat de directeur hem heeft gezegd over de reden voor de oplegging van de ordemaatregel.
De beroepscommissie is daarom van oordeel dat klager aldus onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om in een taal die hij voldoende machtig is, aan de directeur zijn kant van het verhaal te vertellen. Hierdoor heeft er een onvoldoende zorgvuldige
belangenafweging omtrent de noodzaak van de op te leggen ordemaatregel plaatsgevonden en kan de beslissing daartoe niet als redelijk en billijk worden aangemerkt. Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter
zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 30,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven