Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3186/GB, 24 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3186/GB

betreft: [klager] datum: 24 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw [...], op 4 januari 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 19 mei 2009 gedetineerd.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek en terbeschikkingstelling met dwangverpleging wegens het begaan van een misdrijf strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De wettelijk vroegst mogelijke
v.i.-datum en aansluitende tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel valt op of omstreeks 19 mei 2013. Klager verblijft sedert 11 april 2011 in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht. Klager is het er niet mee eens dat voor de verlenging wederom dezelfde argumenten worden aangevoerd. Klager kan zich niet
verweren
tegen de gegevens van de selectiefunctionaris en het Grip. Dat heeft hij anderhalf jaar geleden geprobeerd, maar zijn beroep is toen ongegrond verklaard. Er is geen nieuws over vluchtpogingen. Klager heeft normaal contact met zijn familie en vrienden.
Hij belt en hij schrijft. Er is geen informatie aanwezig waaruit kan worden geconcludeerd dat klager vluchtgevaarlijk is. Klager ervaart het verblijf in de EBI als zwaar. Zijn moeder is overleden en daar kon hij niet naar toe, zijn zoon is ook
gedetineerd maar die mag hij niet zien. De einddatum van klagers detentie valt vooralsnog op 15 mei 2013 en dan zou de tbs kunnen ingaan. Klager is gemotiveerd voor de tbs behandeling. Hij heeft gevraagd naar een intake, maar hoort niets daarover.
Klager geeft aan dat er wat moet veranderen, hij verbleef hiervoor ook al negen jaar in detentie.
Er is te lichtvaardig besloten tot de verlenging van klagers verblijf in de EBI. Er is sprake van twee vluchtpogingen in 2003 en in 2010. Verder is sprake van aanwijzingen voor een vluchtpoging die dateren van begin 2011. Dat is inmiddels twee jaar
geleden. Op deze manier kan er eindeloos verlengd worden. Uit het dossier blijkt niet van nieuwe informatie voor wat betreft vluchtgevaar van begin 2011 tot nu. Er kan volstaan worden met plaatsing van klager in een regime van beperkte gemeenschap.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat klager in 2003 en in 2010 wist te ontvluchten. Later bleek dat hij zijn plan goed had doordacht en voorbereid. Op 28 december 2010 ving een personeelslid een gesprek
op tussen klager en medegedetineerde S.. Het personeelslid hoorde hen zeggen dat zij er wel tussenuit wilden gaan en dat het hen niet uitmaakte om daarbij iemand iets op de keel te zetten. Naar aanleiding van deze informatie is klager overgeplaatst
naar
een andere afdeling. Op 6 januari 2011 zijn in de cel van medegedetineerde M. een metalen zgn. bid en een zitting van een stoel aangetroffen. Op 8 januari 2011 vertelde klager in een gesprek met een personeelslid dat verschillende attributen zoals een
haak, een touw en iets in de schoenen van een medegedetineerde, in de inrichting zouden zijn. Op 11 januari 2011 zijn deze attributen aangetroffen in een waszak van de wasserij. Uit onderzoek van het Grip blijkt o.a. dat klager van plan was om samen
met
medegedetineerden S. en M. te ontvluchten. Door de overplaatsing van klager kwam dit op losse schroeven te staan. Klager heeft gezegd dat hij zeker weg wil. Hij wil geen negen jaar en tbs uitzitten. Klager is in goede conditie en had het plan al
helemaal uitgewerkt. Hij wilde via de “driehoeksdraad” bij de buitenmuur ontvluchten. Fysiek is hij hier zeker toe in staat. Klager had meerdere lagen kleding over elkaar. Een eventuele ontvluchting zou leiden tot een ernstig geschokte rechtsorde
alsmede grote maatschappelijke onrust.

3.3. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie is gebleken dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij ontvluchtte op 17 oktober 2010 vanuit de p.i. De Grittenborgh. Er was sprake van een goed
voorbereide poging tot ontvluchting. Begin januari 2011 waren er aanwijzingen van voornemens tot ontvluchting. Op 11 januari 2011 zijn in een waszak attributen aangetroffen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat klager voornemens is geweest met anderen
te ontvluchten. Tijdens een celinspectie en visitatie op 17 januari 2011 werd vastgesteld dat klager opvallend veel kledingstukken over elkaar heen droeg. De ontvluchting kon niet worden gerealiseerd in verband met een interne overplaatsing van klager.
Ook tijdens een eerdere detentie is gebleken dat klager in staat is organisatorische invulling te geven aan ontvluchtingsvoornemens. Op 23 maart 2003 ontvluchtte klager met anderen uit de p.i. Groningen. Vooralsnog is niet bekend of de ontvluchting van
17 oktober 2010 consequenties heeft voor zijn einddatum in de zin van uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en
van een geschokte rechtsorde, nog afgezien van de mate van geweld waarvan in dat geval sprake zou kunnen zijn.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Uit de stukken komt naar voren dat klager tijdens zijn huidige en vorige detentie een succesvolle poging heeft ondernomen tot ontvluchting. De laatste gegevens die wijzen op de voorbereiding van een
ontvluchting dateren van januari 2011. In verband met die laatste gegevens is van belang dat toen uit Grip-onderzoek is gebleken dat klager zou hebben aangegeven "zeker weg te willen en echt niet voornemens te zijn negen jaar en TBS te gaan uitzitten".
Het moment dat klager zal worden geplaatst in een TBS-kliniek komt naderbij (waarschijnlijk in mei van dit jaar) en ook dit gegeven, in het licht van zijn eerdere uitlatingen en zijn verleden op het gebied van ontvluchtingen, maakt dat het risico op
ontvluchting naar het oordeel van de beroepscommissie niet verminderd kan worden geacht.De hiervoor genoemde omstandigheden, tezamen en in onderling verband beziende, leiden tot het oordeel dat door de selectiefunctionaris in redelijkheid kon worden
geconcludeerd dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven