Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3553/GV, 17 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3553/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Moszkowicz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klagers echtgenote ziek is en ernstig lijdt onder de detentie van klager. Zij staat onder behandeling van een psychiater en heeft veel stress- en depressieklachten.
Zij ervaart aanhoudend hevige pijn, zodat zij geopereerd dient te worden. Zij is op 13 november 2012 geopereerd. Gedurende de iekenhuisopname zullen de kinderen opgevangen dienen te worden. De kennissen waar deze kinderen mogelijk terecht kunnen, zijn
niet woonachtig in Den Haag en zijn overdag aan het werk. Zodra klagers echtgenote uit het ziekenhuis komt zal zij zelf ook verzorgd en opgevangen dienen te worden. Zij zal zich fysiek niet mogen inspannen en de wonden op haar rug zullen verzorgd
moeten
worden. Klager is thuis hard nodig. Zonder klager zullen te veel mensen aan hun lot worden overgelaten. Er is sprake van bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer. Klager voldoet aan de eisen van artikel 36 van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting Er is geen sprake van een weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 van de Regeling.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verblijft nog in preventieve hechtenis. Hij heeft driemaal een schorsing aangevraagd, die alle door het Openbaar Ministerie zijn afgewezen. Strafonderbreking is niet
mogelijk wanneer klager nog niet is veroordeeld. Toch is een advies van de BIMA opgevraagd, die een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. Er is geen sprake van een ingreep waarbij een levensbedreigende situatie zou kunnen
ontstaan
en/of zorgbehoefte zo groot is na de operatie dat klager daarvoor een strafonderbreking zou moeten hebben. De moeder van klager heeft voor een bepaalde periode voor de kinderen gezorgd, omdat klagers echtgenote tevens in preventieve hechtenis heeft
verbleven. Het zorgaspect is daarmee gewaarborgd.

3. De beoordeling
Klager is thans preventief gehecht in afwachting van een vonnis in eerste aanleg terzake overtreding van artt. 47 en 157 Sr (veroorzaken brand of ontploffing).

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998 (Stcrt 1998, 247) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Gelet op artikel 1 onder q van voormelde Regeling jo. art. 1 onder s van de Pbw dient onder strafonderbreking te worden verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, waartoe de voorlopige hechtenis
niet wordt gerekend. Ook uit de nota van toelichting bij de Regeling en de daarna gevolgde wijzigingen – met name de nota van toelichting bij de regeling van 12 mei 2006 (Stcrt 2006, nr 103) – komt naar voren dat preventief gehechten niet in aanmerking
kunnen komen voor strafonderbreking. Dit betekent dat aan klager geen strafonderbreking kan worden verleend. Om deze reden kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 17 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven