Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3339/GM, 2 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3339/GM

betreft: [klager] datum: 2 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 oktober 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager noch de inrichtingsarts zijn ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2012 verschenen. Voor klager was transport naar de zitting geregeld maar hij heeft aangegeven daarvan geen gebruik te willen maken. De inrichtingsarts van de p.i.
ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn om ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het op 10 oktober 2012 door de medisch adviseur ontvangen verzoek om bemiddeling, betreft het onvoldoende behandelen van klagers pijnklachten en slechte communicatie met de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt niet nader toegelicht.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is twee keer gesproken door het hoofd van de medische dienst. In het tweede gesprek, de medische dienst dacht dat de klacht al naar genoegen was afgerond, zijn de punten van klager besproken. Klager voelt geen klik met de inrichtingsartsen en
heeft geen vertrouwen in deze artsen. Met klager zijn naar aanleiding daarvan een aantal afspraken gemaakt, te weten: het hoofd zal nagaan of er al een verwijzing naar de reumatoloog binnen is; met de verpleegkundige zal bezien worden of aanpassing van
verstrekte medicatie noodzakelijk is; de klacht van klager zal worden doorgezonden aan de MA omdat klager van mening is dat een en ander te lang duurt.

3. De beoordeling
De behandeling van klagers pijnklachten heeft weliswaar lang geduurd maar niet zo lang, dat dit kan leiden tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts als onzorgvuldig zou moeten worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt daarbij op dat –
zoals in dit geval ook is gebeurd – het bij langdurige klachten als die van klager, het – ook als andere onderzoeken niet rechtstreeks wijzen op een reumatische aandoening – aanbeveling verdient een specialist in te schakelen omdat er vormen van
reumatische aandoeningen zijn die bij de standaard testen niet worden aangetoond.

Ten aanzien van de gestelde door klager ondervonden communicatieproblemen geldt dat uit het medisch dossier van klager naar voren komt dat die communicatie weliswaar niet optimaal is verlopen, maar dat dit onvoldoende aanleiding geeft voor de conclusie
dat dit de behandeling van klagers aandoening(en) nadelig heeft beïnvloed.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. W.J. Schudel en dr. J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven