Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1786/GA, 12 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1786/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie.
Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie. In verband met het feit dat zij heeft meegedeeld dat de uitnodiging voor de zitting haar niet heeft bereikt,
is zij in de gelegenheid gesteld het beroep nader toe te lichten en van die gelegenheid heeft ze op 29 november 2012 gebruik gemaakt. Die toelichting is ter kennisneming gezonden aan de directeur.
Omdat de directeur ter zitting heeft meegedeeld dat er bij de maandelijkse toetsing van de verlenging acht is geslagen op in schriftelijke verslagen vastgelegde feiten en omstandigheden is de directeur ter zitting uitgenodigd die stukken alsnog te
overleggen. De directeur heeft eerst na een rappel bij brief van 20 november 2012 nadere stukken aan de beroepscommissie gezonden. Die afschriften van die stukken zijn ter kennisneming aan klager en zijn raadsvrouw gezonden. Deze gang van zaken heeft
er
toe geleid dat een beslissing in deze zaak ongeveer twee maanden na de zitting is genomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van toezichthoudende maatregelen in de periode van 1 maart 2012 tot 31 augustus 2012 in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst), met de status
‘hoog’.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat de hem in Vught opgelegde toezichtmaatregelen inmiddels zijn opgeheven. Klager is van mening dat er met hem politieke spelletjes worden gespeeld. Klager was tijdens zijn detentie in de gevangenis van Curaçao een soort rebel. Klager
ontkent nooit als hij iets verkeerds zou hebben gedaan. Zijn verleden wordt echter altijd weer opgerakeld. Klager heeft geen weet van de door de directeur genoemde telefoongesprekken. Het telefoonnummer van klagers familie is nooit gescreend. Hij heeft
zijn familie gebeld vanuit de inrichting. De telefoongesprekken waarover de directeur en het Grip het hebben, zijn nooit door klager gevoerd. Klagers familie heeft immers alleen mobiele telefoons, die telefoons kunnen niet gescreend worden. In De Schie
zijn zes telefoons beschikbaar voor de gedetineerden. Klagers telefoongesprekken werden in De Schie niet echt gecontroleerd. De telefoongesprekken waarover de directeur het heeft, moeten door een andere gedetineerde zijn gevoerd. Klager heeft alleen
tegen zijn vriendin opgemerkt dat hij weg wilde uit De Schie.

Namens klager is het beroep als volgt nader toegelicht. In een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (met kenmerk 12/213/GA) is bepaald dat de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen dienden te worden versoepeld, gelet op klagers positieve gedrag
in de inrichting. Volgens de directeur zou zich nadien een aantal incidenten hebben voorgedaan. Die zijn evenwel niet eerder ter sprake gebracht. Klager ontkent tegenover derden mededelingen te hebben gedaan over de invoer van marihuana of een mobiele
telefoon. Ook ontkent hij iets te hebben gezegd over het neerschieten van mensen. Klager wenst inzage te hebben in de originele en vertaalde telefoonopnames en wil daarop – gelet op het beginsel van een ‘fair trial’ – kunnen reageren.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd vanuit de p.i. Vught overgeplaatst naar de locatie De Schie, waar hij op 1 maart 2012 is binnengekomen. De directeur heeft geen invloed op de plaatsing van klager of diens status op de GVM-lijst. Voordat klager in De Schie aankwam is er met
de p.i. Vught contact geweest omtrent klagers gedrag aldaar, om zodoende tot een eigen belangenafweging te kunnen komen voor het opleggen van de toezichtmaatregelen. De directeur heeft bij verzoekers binnenkomst uitvoerig met hem gesproken. Inmiddels
was er omtrent klager ook gedragsrapportage van de p.i. Vught ontvangen van 11 februari 2012, waarin wordt gesproken over diverse feiten, te weten de invoer van een mobiele telefoon en van verdovende middelen. Klager is op 10 februari 2012 gewaarschuwd
in verband met een voorval tijdens bezoek waarbij door klager uitlatingen werden gedaan over vluchtpogingen en geweldvoornemens. De directeur wil die rapportage uit Vught aan de beroepscommissie overleggen nadat hij deze heeft laten anonimiseren. Aan
klager is indertijd gemeld dat de directeur geen risico wenste te nemen dat de toezichtmaatregelen die behoren bij het profiel ‘hoog’ aan klager zouden worden opgelegd.
De noodzaak van voortduring van de toezichtmaatregelen werd maandelijks getoetst op basis van de maandrapportages over klager. Aan klager is te kennen gegeven dat klager zou worden voorgedragen voor een nieuwe beoordeling door het Operationeel Overleg.
In april is klagers status gewijzigd van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’. Vervolgens is een aantal toezichtmaatregelen beëindigd. Klager mocht toen weer bezoek ontvangen in de bezoekzaal, hij kreeg bezoek zonder toezicht toegekend en de dagelijkse fouillering
werd gewijzigd in een wekelijkse. In mei 2012 is klager andermaal besproken en toen is besloten de resterende maatregelen vooralsnog in stand te houden. In juni 2012 is aan de directeur gebleken dat voortduring van de maatregelen noodzakelijk was; naar
aanleiding van een door klager gevoerd telefoongesprek ontstond het vermoeden dat klager anderen aanzette tot invoer van contrabande, te weten verdovende middelen, een Blackberry, een oplader en andere materialen.

3. De beoordeling
Klager is op 1 maart 2012 in de locatie De Schie geplaatst. Gelet op de omstandigheid dat klager toen met de status ‘hoog’ stond vermeld op de GVM-lijst en de directeur ten aanzien van de noodzaak om aan klager onderhavige toezichtmaatregelen op te
leggen contact heeft gehad met de inrichting van herkomst van klager, moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur van 1 maart 2012 om die toezichtmaatregelen op te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de eerste maand van oplegging van de toezichtmaatregelen daarom op goede gronden ongegrond verklaard. Het beroep is in zoverre ongegrond.

Door de directeur is ter zitting van de beroepscommissie gemeld dat de noodzaak van voortduring van de toezichtmaatregelen maandelijks is getoetst aan de hand van de omtrent klager opgemaakt maandrapportages. Nu die rapportages door de directeur niet
aan de beroepscommissie zijn overgelegd, kan de beroepscommissie niet toetsen of de directeur in redelijkheid tot de voortzetting van de tenuitvoerlegging van die toezichtmaatregelen kon beslissen. De door de directeur nagezonden rapportage is
rapportage vanuit de p.i. Vught. Die rapportage ziet niet op voorvallen tijdens klagers verblijf in de locatie De Schie en kan daarom niet dienen als onderbouwing voor de voortduring van de toezichtmaatregelen na de eerste maand. Nu deze rapportages
verder niet in aanmerking worden genomen, is er geen noodzaak het namens klager gedane verzoek tot nader onderzoek in te willigen. Bij afwezigheid van relevante nadere onderbouwing, moet daarom worden geoordeeld dat voortduring van de beperkende
maatregelen na een maand – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk moeten worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en het beklag dient in zoverre
alsnog
gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming voor het door klager ondervonden ongemak en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de beslissing om aan klager per 1 maart 2012 toezichtmaatregelen op te leggen en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de verdere voortduring van die toezichtmaatregelen, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven