Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2495/GA, 10 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2495/GA

betreft: [klager] datum: 10 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Wolvenplein te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij de locatie Wolvenplein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk wegens het uiten van bedreigingen en b de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de
opgelegde disciplinaire straf.

De beklagrechter heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en het beklag onder b gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft op 23 mei 2012 een intakegesprek gehad met de psychiater van de FPK De Kijvelanden. Klager ontkent in dat gesprek bedreigingen ten aanzien van de trajectbegeleidster en de NIFP te hebben geuit. De trajectbegeleidster reageerde niet op
verzoekbriefjes en in dat gesprek heeft klager gezegd: “zal ik die dan naar haar huisadres sturen”. Klager heeft ook gezegd dat hij na zijn invrijheidstelling naar het NIFP zal toegaan om de medewerkers van dat instituut ter verantwoording te roepen.
Klager begrijpt niet dat de psychiater deze uitlatingen als bedreigend heeft ervaren. De psychiater heeft vertrouwelijke en onjuiste informatie verstrekt aan de directeur en de psychiater heeft zijn beroepsgeheim geschonden. Het is onduidelijk wie het
schriftelijke verslag heeft opgemaakt, dat klager overigens niet heeft ontvangen. Klager had niet eerder kennisgenomen van de brief van 1 juni 2012 van de psychiater van FPK De Kijvelanden, die de directeur naar de beroepscommissie heeft gezonden. De
straf is ten onrechte opgelegd en klager wil een compensatie.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de schriftelijke mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf staat in de aanhef: ‘(-) naar aanleiding van een schriftelijk verslag d.d. 23/05/2012 (-)’. Dit is onjuist, want het schriftelijk verslag was op dat moment niet beschikbaar. De
psychiater van FPK De Kijvelanden heeft direct na het intakegesprek op 23 mei 2012 telefonisch contact opgenomen met de inrichting. Aangezien de directeur op dat moment niet aanwezig was heeft de psychiater gesproken met de betreffende
trajectbegeleidster H. Zij heeft de inhoud van het gesprek met de psychiater vervolgens mondeling doorgegeven aan de directeur. De brief van de psychiater van 1 juni 2012 is pas na het opleggen van de straffen ontvangen.

3. De beoordeling
Uit de stukken blijkt dat de bestreden disciplinaire straf is opgelegd wegens het uiten van bedreigingen tijdens een intakegesprek in de FPK De Kijvelanden op 23 mei 2012. Op grond van het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel 50 van de Pbw,
kan de directeur – behoudens de uitzondering die is opgenomen in het derde lid van artikel 50 van de Pbw – een disciplinaire straf opleggen nadat hem ter zake van een strafwaardig feit of gedraging verslag is gedaan door een ambtenaar of medewerker van
de inrichting, die van zijn voornemen daartoe mededeling heeft gedaan aan de gedetineerde. Een dergelijk verslag ontbrak ten tijde van de oplegging van de disciplinaire straf op 24 mei 2012. Aan klager was niet de mededeling gedaan dat er een verslag
zou worden opgemaakt. De beroepscommissie overweegt dat de directeur zelf onderzoek had moeten doen naar het voorval nu hij alleen beschikte over een mondelinge mededeling van de trajectbegeleidster die niet bij het gesprek aanwezig was geweest en
bovendien het onderwerp van de vermeende bedreiging was.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 60,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven