Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3093/GV, 11 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3093/GV

betreft: [klager] datum: 11 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is ten onrechte afgewezen. Er zijn wel medische redenen waarom klagers vader klager niet kan bezoeken. De opgevraagde informatie klopt voor een deel. Klagers vader kan bijvoorbeeld wel een bezoek brengen aan de plaatselijke supermarkt.
Klagers vader heeft psychische problemen om klager te bezoeken. In 2002 wilde klagers vader bij klager op bezoek komen in het huis van bewaring. Hij kreeg toen een hartaanval en belandde in het ziekenhuis. Als gevolg hiervan heeft klagers vader een
paniekstoornis met agorafobie (straatvrees) ontwikkeld, waarvoor hij nog steeds onder behandeling is. Klagers vader is gebonden aan zijn rollator. Hij kan niet goed lopen. Trappen kan hij niet beklimmen. Voor hem is het onmogelijk om klager met het
openbaar vervoer te bezoeken. Klager zit twaalf jaar in detentie en hij heeft zijn vader tien jaar niet gezien. Dit overstijgt de driemaandengrens genoemd in artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). De
afwijzing is in strijd met artikel 8 van het EVRM. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het multidisciplinair overleg (m.d.o.) van het PPC locatie Maastricht heeft aangegeven dat klagers vader wel op bezoek zou kunnen komen. De medische dienst heeft in een gesprek met klagers vader aangegeven dat klager niet te ver zou hoeven lopen naar
de
inrichting en dat het bezoek in een niet te rumoerige kamer zou kunnen plaatsvinden. Bij navraag aan het afdelingshoofd blijken hiervoor mogelijkheden te zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC locatie Maastricht heeft aangegeven dat er mogelijkheden gecreëerd kunnen worden om een bezoek te realiseren. De directeur heeft om die reden negatief geadviseerd.
De medisch adviseur werkzaam bij Dienst Justitiële Inrichtingen heeft aangegeven dat klagers vader op basis van de medische informatie op bezoek zou kunnen komen. Een omgekeerde bezoekregeling, waarbij klager de inrichting tijdelijk kan verlaten, is
niet geïndiceerd.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Bosch heeft niet definitief geadviseerd in afwachting van het antwoord op de vraag naar de daadwerkelijke medische toestand van klagers vader.

3. De beoordeling
Klager verblijft sinds 21 september 2000 in detentie. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 18 jaar, wegens – kort gezegd – doodslag in combinatie met een ander strafbaar feit. Klager is daarnaast veroordeeld tot terbeschikkingstelling (tbs) met bevel
tot verpleging van overheidswege.

Klager heeft om incidenteel verlof onder begeleiding verzocht teneinde zijn vader te kunnen bezoeken. Uit het advies van het PPC locatie Maastricht blijkt dat klager geen tot weinig bezoek ontvangt.

Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de
Regeling
is uitgewerkt in welke gevallen en onder welke voorwaarden incidenteel verlof kan worden verleend. In artikel 25, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat: “Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat
zijnde
levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmering niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.”

Uit de bijlagen bij het advies van 27 september 2012 van het PPC locatie Maastricht blijkt dat de medisch adviseur voor zijn advies van 27 juli 2012 inlichtingen heeft opgevraagd bij de huisarts van klagers vader. In beroep is overgelegd een
schriftelijke verklaring van de huisarts van klagers vader van 24 oktober 2012 die het volgende inhoudt: “[Klagers vader] heeft in 2000 bij PI instelling zoon een hartinfarct met reanimatie doorgemaakt. Sindsdien psychische problematiek met
paniekstoornissen en straatvrees. Gezien deze anamnese is het voor deze patiënt zeer moeilijk om deze instelling te bezoeken. Uit medisch oogpunt is (het) advies deze locatie te vermijden i.v.m. gevaar voor recidief hartproblemen c.q. psychische
schade.”
De beroepscommissie overweegt dat het onduidelijk is in hoeverre de medisch adviseur bovengenoemde medische informatie heeft betrokken in zijn advies. Gelet hierop acht de beroepscommissie de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. Zij zal het
beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden uitspraak vernietigen en de Staatssecretaris opdragen om een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven