Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2969/GA, 5 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2969/GA

betreft: [klager] datum: 5 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn ,

gericht tegen een uitspraak van 17 september 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om verlof om bij de bevalling van zijn vriendin aanwezig te zijn dan wel incidenteel verlof om een kraambezoek te kunnen afleggen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De directeur staat welwillend tegenover een kraambezoek, maar klager dient wel te onderbouwen dat sprake is van een
levenspartner. De beklagrechter heeft zijn oordeel uitsluitend gebaseerd op de gegevens van de verloskundige, waarin klager wordt aangemerkt als partner van de moeder van het - destijds nog ongeboren - kind. Klager heeft echter geen enkel officieel
document overgelegd waaruit het bestaan van een dergelijke relatie blijkt. Omdat het voorkomt dat gedetineerden meerdere partners tegelijk hebben, wordt vastgehouden aan het criterium dat sprake dient te zijn van een levenspartner. Uit de gegevens van
de verloskundige blijkt volgens de directeur niet dat sprake is van een levenspartner in de zin van art. 1 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). De directeur verwijst onder meer naar de uitspraak van de beroepscommissie
van
22 november 2010 met nummer 10/3061/GV waarin het ontbreken van officiële gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van doorslaggevend belang werd geacht.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager heeft al twee jaar een relatie met zijn vriendin. Hij is niet getrouwd en heeft geen samenlevingscontract, maar hij is wel
vanaf het begin van de zwangerschap van zijn vriendin met haar meegegaan naar de controles bij de verloskundige. Ook heeft hij bloed afgestaan om te onderzoeken of het kindje dezelfde erfelijke ziekte heeft als klager. Hij heeft het kindje niet erkend,
omdat zijn vriendin dat niet wilde. Zij heeft twee kinderen uit een eerdere relatie en ze wil niet dat klager lastig gaat doen, mocht de relatie ooit uitgaan. Klager woonde niet met zijn vriendin samen, omdat hij het belangrijk vindt om zijn eigen plek
te hebben. Nu hij is gedetineerd, komt zijn vriendin vaak bij hem op bezoek met hun kindje. Ten slotte voert klager aan dat een andere vriendin van hem twee weken geleden is bevallen van hun kindje. In januari 2013 is een derde vriendin van klager
uitgerekend. Hij heeft geen verlof gevraagd om bij deze bevallingen aanwezig te kunnen zijn. Het gaat klager niet om een tegemoetkoming. Hij wil alleen excuses van de directeur.

3. De beoordeling.
Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de toelichting op dit artikel is vermeld dat
indien de aard van de gebeurtenis met zich meebrengt dat de aanwezigheid van de gedetineerde gedurende meer dan één dag nodig is, de aangewezen weg veeleer de strafonderbreking is.
Ingevolge het eerste lid van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.
In artikel 1, aanhef en onder i van de Regeling is bepaald dat onder levenspartner wordt verstaan de echtgenoot van de gedetineerde, alsmede de persoon met wie een aantoonbaar duurzaam samenlevingsverband wordt onderhouden daterende van voor de aanvang
van de detentie.
Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Het verzoek daartoe dient echter ingevolge art. 39 van de Regeling tot de Minister te
worden gericht (waarna tegen een eventuele afwijzing daarvan beroep kan worden ingesteld bij de commissie als bedoeld in art. 73 van de Pbw), zodat in casu, zoals de beklagrechter terecht heeft overwogen, alleen het verzoek aan de directeur om
incidenteel verlof te verlenen aan de orde is.

Klager heeft verzocht om bij de bevalling van zijn vriendin aanwezig te zijn. In een dergelijk geval is de verlofperiode vooraf moeilijk te bepalen en ligt strafonderbreking meer voor de hand. Voor het geval het verzoek mede moet worden opgevat als een
verzoek om incidenteel verlof voor het afleggen van een kraambezoek, zoals bedoeld in art. 26 van de Regeling, overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft medische gegevens van de verloskundige overgelegd waarin hij wordt aangeduid als
partner
van de moeder van het - destijds nog ongeboren - kind. Nu hij echter niet door middel van GBA-gegevens, een samenlevingscontract of anderszins heeft aangetoond dat hij met zijn vriendin een duurzaam samenlevingsverband onderhoudt daterend van voor zijn
detentie, en daarentegen heeft verklaard dat hij en zijn vriendin apart wonen, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet vast komen te staan dat sprake is van een levenspartner in de zin van artikel 1, aanhef en onder i van de Regeling. Derhalve
is de beslissing van de directeur om klager geen verlof te verlenen voor het bijwonen van de bevalling van zijn vriendin dan wel voor het afleggen van een kraambezoek, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven