Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2370/GA, 5 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2370/GA

betreft: [klager] datum: 5 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.K. Gaasbeek, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2012 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, locatie De Singel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn klagers raadsman, mr. J.K. Gaasbeek, en de waarnemend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam Over-Amstel, locatie De Singel, [...], gehoord.
Klager heeft, blijkens een verklaring van 12 november 2012 afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

De directeur heeft bij brief van 22 november 2012 een nadere reactie ingediend. Een afschrift hiervan is aan klager en zijn raadsman gestuurd teneinde hen in de gelegenheid te stellen te reageren. Namens klager is hier bij brief van 29 november 2012 op
gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan de directeur verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen op 6 december 2011, welke maatregel op 6 december 2011 rond 18.30 uur is beëindigd, en de afwijzing van het verzoek van klagers raadsman om klager
die dag om 15.00 uur te bezoeken dan wel telefonisch uitleg te geven (2012-003);
b. een ordemaatregel van één dag afzondering in een afzonderingscel voor de duur van één dag op 30 januari 2012, omdat klager heeft geweigerd om zijn cel op te ruimen en schoon te maken (2012-135);
c. en de beslissing van de directeur tot toediening van dwangmedicatie aan klager op 15 februari 2012 (2012-128).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.
a. Gedetineerden worden bij binnenkomst in het PPC standaard in de afzonderingscel geplaatst. Klager was het niet eens met de overplaatsing naar het PPC. Hij heeft geen uitleg gekregen en hij is ook niet gerustgesteld. De plaatsing in afzondering
voelde
als een strafplaatsing. Klager was in paniek en heeft met zijn raadsman gebeld. Klagers raadsman mocht hem daarna niet meer opbellen en mocht niet langskomen. Er is geen rekening gehouden met klagers psychische toestand. Normaal gesproken hoefde
klagers
raadsman nooit een afspraak te maken om een cliënt in het PPC te bezoeken. Klagers raadsman heeft een kalmerende werking op klager en kon nu zijn werk niet goed doen.
b. Klager was die dag te ziek om zijn cel schoon te maken. Er is onvoldoende met klager gecommuniceerd. Hij had niet gestraft mogen worden aangezien hij ziek was.
c. Aan klager is dwangmedicatie toegediend, terwijl niet bekend is of een diagnose is gesteld en welke. Ook is niet bekend welke medicatie aan klager is toegediend en wat de aanleiding was. Achteraf en bij de beklagcommissie is wel gesproken over
agressief gedrag van klager. Klager zou door het personeel zijn “heengelopen” en hij zou geprobeerd hebben om een personeelslid te slaan. Er zijn hier geen bewijzen van en klager ontkent dat dit is gebeurd. De toediening van dwangmedicatie had niet op
deze manier mogen gebeuren. Een dergelijke beslissing dient vastgelegd te worden en instanties dienen te worden ingelicht.

Bij brief van 29 november 2012 is namens klager verder toegelicht dat uit de door de directeur bij brief van 22 november 2012 overgelegde stukken niet blijkt welke medicatie aan klager is toegediend. Ook blijkt niet door wie dit is toegediend en op
welke wijze de toediening heeft plaatsgevonden. De directeur zou door de psychiater zijn geadviseerd, maar dit advies bevindt zich niet tussen de stukken. Klager verzoekt primair om het beroep gegrond te verklaren en subsidiair om de directeur het
advies van de psychiater en nadere informatie omtrent de toegediende medicatie te laten verstrekken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.
a. In het PPC wordt flexibel omgegaan met de bezoektijden, maar het klopt niet dat iedereen altijd zomaar kan langskomen.
b. Klager is in afzondering geplaatst voor de duur dat zijn cel werd gereinigd. Toen zijn cel was gereinigd is hij direct weer teruggeplaatst in zijn cel.
c. Klager heeft geprobeerd een personeelslid te slaan en hij heeft geprobeerd om “door het personeel heen te lopen”. Hij dacht dat zijn eten en drinken werden vergiftigd en hij wilde alleen water uit de douche. De directeur heeft klager samen met de
psychiater gezien. Alvorens de dwangmedicatie is toegediend is gekeken of andere interventies mogelijk waren. Klager is in afzondering geplaatst en er is geprobeerd hem op een andere manier te bejegenen. De directeur heeft overleg gevoerd met het
afdelingshoofd. Klager wilde geen medicatie. De directeur heeft niet nagekeken of aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Dit doet de psychiater. In de regel wordt het protocol nageleefd. De directeur zal nagaan of aan alle wettelijke vereisten is
voldaan en de beroepscommissie hier binnen één week over informeren.

De directeur heeft bij brief van 22 november 2012 een aanmeldingsformulier toepassing geneeskundige handeling onder dwang ten aanzien van klager overgelegd. Verder heeft de directeur een overzicht dwangmedicatie aan de Commissie van Toezicht
overgelegd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het beklag onder a. en b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard
en
de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie als volgt. Artikel 32, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur een gedetineerde kan verplichten te gedogen dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt
verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid van de gedetineerde of van anderen. De handeling wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een
verpleegkundige.

In de artikelen 21 tot en met 23 van de Penitentiair maatregel (Pm) zijn nadere regels gesteld omtrent de toepassing van een gedwongen geneeskundige handeling.

In de schriftelijke mededeling van de directeur van 15 februari 2012 is vermeld dat klager medicatie tegen zijn wil krijgt toegediend omdat hij ernstig in de war is als gevolg van een psychiatrische stoornis. Klager is in de veronderstelling dat het
personeel zijn water en eten vergiftigt en eet en drinkt daardoor al een aantal dagen nauwelijks. Uit de schriftelijke mededeling volgt verder dat er twee incidenten zijn geweest met het personeel. Klager heeft uitgehaald naar een personeelslid en is
daarop in afzondering geplaatst. Verder heeft klager geprobeerd door het personeel heen te lopen omdat hij geen ander water wilde dan water uit de douche en hij dit zelf wilde pakken. Uit de schriftelijke mededeling blijkt verder dat de directeur,
geadviseerd door de psychiater, van mening is dat deze situatie een gevaar oplevert voor klager en voor zijn omgeving en dat slechts door toediening van medicatie verslechtering kan worden voorkomen.

Klager had aangegeven geen medicatie te willen. De beroepscommissie stelt vast dat de toepassing van dwangmedicatie een geneeskundige handeling is als bedoeld in artikel 32 van de Pbw. Gebleken is dat de directeur overleg heeft gepleegd met de
psychiater en het afdelingshoofd en dat is gekeken of het gevaar op een andere wijze kon worden afgewend. De beslissing tot het toedienen van medicatie is onverwijld aan klager uitgereikt.

Ingevolge artikel 22, tweede lid, van de Pm dient van de toepassing van een gedwongen geneeskundige handeling onverwijld melding te worden gedaan aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Commissie van Toezicht. Indien de geneeskundige handeling
wordt toegepast ter afwending van ernstig gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van de geestesvermogens van de gedetineerde wordt tevens onverwijld melding gedaan aan de bevoegde regionale inspecteur voor de gezondheidszorg. Gebleken is dat de
directeur van de geneeskundige handeling onverwijld melding heeft gedaan aan de Commissie van Toezicht en aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Nu echter niet gebleken is dat ook melding is gedaan aan de Minister van Veiligheid en Justitie is niet
gebleken dat is voldaan aan alle wettelijke vereisten. Het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder c. zal daarom gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond
worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager nu op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat toediening van medicatie noodzakelijk was
ter
afwending van gevaar voor de veiligheid van klager en van anderen. Ten aanzien van wat de raadsman in zijn brief van 29 november 2012 heeft gesteld, merkt de beroepscommissie op dat het niet tot haar taak en bevoegdheid hoort te beoordelen welke
medicatie op welke wijze in de gegeven omstandigheden behoorde te worden toegediend, terwijl op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat die toediening heeft plaatsgevonden door een arts, dan wel in
diens
opdracht door een verpleegkundige. Het in die brief gedane subsidiaire verzoek komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het subsidiaire verzoek van de raadsman af, verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven