Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2082/GA, 19 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2082/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M. de Reus, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om aan klager een aangepaste matras te verstrekken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de klacht verwijst klagers raadsman naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk
12/0879/GA
en artikel 42, vierde lid, onder a, van de Pbw waaruit de verplichting van de directeur voortvloeit om gedetineerden medische zorg, waaronder ook valt een aangepaste matras, aan te bieden. In alle redelijkheid kan klager niet worden gehouden aan het
‘protocol medische matrassen’, dat overigens in strijd is met artikel 42 van de Pbw. Het protocol heeft een verplichtend karakter en daarin is bepaald dat een gedetineerde aan allerlei voorwaarden moet voldoen, zoals screening en het invullen van een
‘pijnlijst’, voordat hem een medische matras wordt verstrekt. Klager had in het huis van bewaring van de p.i. Alphen aan den Rijn wel de beschikking over een aangepaste matras. In december 2011 is hij overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven en daar
heeft hij meteen gevraagd om een medische matras. Naar aanleiding van klagers herhaalde verzoeken heeft de directeur besloten aangepaste matrassen te bestellen. Op 26 april 2012 heeft klager van een p.i.w.-er te horen gekregen dat zijn matras was
aangekomen. Klager heeft dit nagevraagd bij het bad en de medische dienst. Hem werd meegedeeld dat zijn matras er inderdaad was maar dat er nog een tijk om de matras moest. Klager heeft zijn matras echter nooit verstrekt gekregen. Uit klagers medisch
dossier, dat bekend is bij de medische dienst, blijkt dat klager een versleten rug heeft en lijdt aan botverkalking. Gelet op klagers klachten en het feit dat hij in detentie eerder de beschikking heeft gehad over een aangepaste matras, is klager niet
gehouden te voldoen aan de voorwaarden van het protocol en had aan klager een aangepaste matras moeten worden gestrekt. Bovendien bestond op het moment dat klager een aangepaste matras heeft aangevraagd het protocol nog niet eens. Klager heeft geen
probleem met het invullen van een ‘pijnlijst’. Echter, toen hij bij de medische dienst kwam om die ‘pijnlijst’ in te vullen heeft de verpleegkundige tegen klager gezegd dat het voor hem geen zin heeft om de lijst in te vullen, omdat hij de matras toch
niet krijgt. Een gedetineerde die geen last heeft van rugklachten, maar wel de ‘pijnlijst’ heeft ingevuld heeft wel een aangepaste matras gekregen. Klager is van oordeel dat de dokter, in plaats van de medische dienst, moet adviseren over het al dan
niet verstrekken van een aangepaste matras aan een gedetineerde. Bovendien dient dit advies gebaseerd te zijn op de daadwerkelijk medische klachten van een gedetineerde en niet op de uitkomst van een ingevulde ‘pijnlijst’. Klager heeft nog voorgesteld
om de matras zelf te betalen, maar dat mocht ook niet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een medische matras betekent een kwalitatief hoogwaardige matras die alleen bestemd is voor gedetineerden die lijden aan rugklachten. De directeur
beslist op advies van de medische dienst of aan een gedetineerde een aangepaste matras wordt verstrekt. Op het moment dat klager een verzoek heeft gedaan om een aangepaste matras te ontvangen, is in overleg met het managementteam besloten een aantal
aangepaste matrassen te bestellen. Ook is besproken dat het niet de bedoeling is dat elke gedetineerde een aangepaste matras krijgt en om die reden is het ‘protocol medische matrassen’ opgesteld. Op 26 april 2012 zijn weliswaar vier aangepaste
matrassen
geleverd, maar het is niet zo dat één van die matrassen specifiek voor klager was gereserveerd. Een aangepaste matras wordt niet verstrekt op basis van gegevens uit het verleden. Voordat een gedetineerde, dus ook klager, een medische matras krijgt
verstrekt, moet hij eerst voldoen aan een aantal voorwaarden, zoals het ondergaan van een screening en het invullen van een ‘pijnlijst’. Als aan die voorwaarden is voldaan, adviseert de medische dienst, waarbij dan ook rekening kan worden gehouden met
het feit dat klager eerder een aangepaste matras heeft gehad. Klager heeft geen lijst ingevuld en daarmee heeft hij niet voldaan aan de voorwaarden, waardoor de medische dienst geen (positief) advies heeft kunnen geven. Om die reden heeft de directeur
dan ook (nog) geen matras verstrekt aan klager.

3. De beoordeling
Nu klager van verscheidene personeelsleden te horen heeft gekregen dat ‘zijn’ matras in de inrichting was gearriveerd, in combinatie met het feit dat klager reeds eerder in detentie – in het huis van bewaring van de p.i. Alphen aan den Rijn – de
beschikking heeft gehad over een aangepaste matras, acht de beroepscommissie het niet onbegrijpelijk dat klager heeft gemeend dat hij recht had op een aangepaste matras. Uit deze mededelingen van de personeelsleden kan evenwel niet zonder meer
opgemaakt
worden dat de matras ook aan klager verstrekt zou worden. Immers, in de inrichting gelden regels omtrent het verkrijgen van een aangepaste matras (‘protocol medische matrassen’). Het is aannemelijk dat klager daarvan op de hoogte was.

Uit hetgeen door de directeur ter zitting is aangevoerd, maakt de beroepscommissie op dat naar aanleiding van klagers verzoek is besloten een aantal aangepaste matrassen te bestellen. Om te voorkomen dat elke gedetineerde aanspraak zou kunnen maken op
een medische matras zijn aan de verstrekking van aangepaste matrassen voorwaarden verbonden. De directeur beslist, op basis van een advies van de medische dienst, of aan een gedetineerde een aangepaste matras wordt verstrekt. In het ‘protocol medische
matrassen’ zijn de voorwaarden en de procedure voor het verkrijgen van een aangepaste matras opgenomen. Deze gang van zaken kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Twee van die voorwaarden die in
het protocol zijn gesteld zijn screening door de verpleegkundige van de medische dienst en het invullen van een ‘pijnlijst’. Gebleken is dat klager deze ‘pijnlijst’ niet heeft ingevuld. Daarmee heeft klager niet voldaan aan de voorwaarden die in de
inrichting worden gesteld aan de verstrekking van een medische matras, waardoor de medische dienst geen advies heeft uitgebracht aan de directeur. De beslissing van de directeur om aan klager geen medische matras te verstrekken, kan onder bovengenoemde
omstandigheden naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met wijziging van de gronden worden bevestigd.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het aanbeveling verdient dat de directeur bevordert om een gesprek te arrangeren tussen klager en de verpleegkundige ten einde uit de kennelijke impasse te geraken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven