Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3217/SGA, 16 oktober 2012, schorsing
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3217/SGA

Betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 15 oktober 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van vijf dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 15 oktober 2012 om 14.10 uur en eindigend op 20 oktober 2012 om 14.10 uur, wegens – kortweg –fraude bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het in kopie door verzoeker meegezonden klaagschrift van 15 oktober 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 16 oktober 2012.

1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen. Nu verzoeker een kopie van het klaagschrift heeft gevoegd bij het verzoek, welk verzoek namens de voorzitter tevens is gezonden aan de
secretaris van de beklagcommissie, acht de voorzitter voldoende aannemelijk dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend tegen de bestreden beslissing van de directeur. Verzoeker kan daarom worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoekers urinemonster bij de urinecontrole en bij het aangevraagde herhalings- en bevestigingsonderzoek een zodanig lage
kreatininewaarde liet zien, dat dit een beoordeling van dat monster niet mogelijk maakte. Hetgeen verzoeker daaromtrent naar voren heeft gebracht is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, onvoldoende aannemelijk geworden. Gelet daarop kon de
directeur de onderhavige beslissing nemen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 oktober 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven