Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1754/GA, 13 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1754/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. B.J. Visser, en [...], juridisch medewerker bij de locatie Sittard. Als toehoorder was aanwezig [...],
stagiaire bij de locatie Sittard. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de vondst van contact geld;
b. het te lang moeten wachten op deelname aan het Ouder Kind Detentieproject (OKD).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat de aan hem opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is. Hij heeft hierdoor schade ondervonden. De omstandigheid dat klager een
geldbedrag op zijn cel voorhanden had, levert geen situatie op die onverenigbaar is met de orde of veiligheid is dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Klager is een modelgevangene.
Klager heeft te lang moeten wachten alvorens hij kon deelnemen aan het Ouder Kind Detentieproject (OKD). Hij heeft tot nu toe geen gebruik kunnen maken van de privileges die hierbij horen, waardoor hij bezoeken van zijn kind is misgelopen. Deze gang
van
zaken strookt niet met het recht op family life van artikel 8 EVRM. Het afdelingshoofd is nalatig geweest. Er zijn overigens excuses gemaakt over de wachtlijst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd vanwege de vondst van een behoorlijk bedrag (€ 500,=) op de cel van klager. Het voorhanden hebben
van
contant geld kan in de inrichting de verhoudingen behoorlijk scheef trekken en is daarom niet toegestaan. De opgelegde straf is niet disproportioneel.
De OKD-aanvraag is geheel volgens procedure verlopen. Na ontvangst van de adviesrapportage is klager op een wachtlijst terecht gekomen. Dit is een gegeven en de directeur valt hierin niets te verwijten. De directeur weet niet of er excuses zijn
gemaakt.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Klager meent dat de inrichting te traag te werk is gegaan met betrekking tot zijn deelname aan het OKD (Ouder Kinder Detentieproject). De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is van een beslissing van de directeur waartegen op grond van
artikel 60 van de Pbw beklag openstaat. Niet gebleken is dat de directeur een op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. De uitspraak van de beklagcommissie dient derhalve te worden vernietigd en klager dient alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag
te
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft onderdeel b van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven