Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0809/GA, 11 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/809/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) te Doetinchem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. het feit dat penitentiaire inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) zich onbeschoft gedragen tijdens het afnemen van de urinecontrole,
b. het feit dat klager reeds drie weken met de invoer van een radio/cd speler bezig is,
c. het feit dat de regelgeving in huizen van bewaring erg veel van elkaar verschilt en het feit dat de directeur en het personeel geen eenduidige regelgeving toepassen en
d. het feit dat de inrichting gebruik maakt van oude formulieren.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond verklaard en klager wat betreft de onderdelen c en d niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Voorts heeft klager aangevoerd dat er een gericht onderzoek naar de manier van handelen in deze inrichting moet plaatsvinden. Klager mist eenreglement in zijn cel. Klagers nachtrust wordt regelmatig verstoord door het vervoer van containers door het personeel.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel a als volgt. Het vermeende onbeschofte gedrag door p.i.w.-ers kan niet worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager had dan ookniet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden verklaard. De beroepscommissie zal thans doen wat de beklagrechter had behoren te doen en klager wat onderdeel a betreft niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
De beroepscommissie komt ten aanzien van de onderdelen b, c en d tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat de door klager in beroep aangevoerde klacht te weten de nachtrustverstoring door het vervoer van containers door het personeel niet voor het eerst kan worden gedaan in het kader van debehandeling van het beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen b, c en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Landman, secretaris, op 11 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven