Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2274/STA, 23 juli 2012, schorsing
Uitspraakdatum:23-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2274/STA

betreft: [klager] datum: 23 juli 2012

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 12 juli 2012, inhoudende een
maatregel
tot weigering van bezoek.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 19 juli 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 20 juli 2012.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Met ingang van 11 juli 2012 mag verzoeker geen bezoek meer ontvangen. De aanleiding voor de opgelegde beperking is de uitslag van een urinecontrole, waaruit bleek dat verzoeker drugs zou hebben
gebruikt. De sanctie die op een positieve urinecontrole staat, is een dag beperkingen zoals geen bezoek. Vervolgens krijgen de verpleegden een zogenaamde rode kaart. Nadien is het de verpleegde weer toegestaan om bezoek te ontvangen. In dit geval duren
de beperkingen inmiddels ruim een week. Door de inrichting is niet of onvoldoende toegelicht waarom de gebruikelijke gang van zaken bij verzoeker niet wordt gevolgd en waarom de langere duur van de maatregel nodig zou zijn ter handhaving van de orde of
veiligheid binnen de inrichting, dan wel de bescherming van de maatschappij. De opgelegde beperkingen waren evenmin noodzakelijk. De weigering van bezoek is enkel en alleen ingezet als strafmaatregel, terwijl de wet daarvoor geen ruimte biedt. Immers
het verband tussen het bezoek en het feit dat heeft plaatsgevonden moet dan aantoonbaar zijn. Echter hiervoor bestaat geen enkele aanwijzing.
De afgelopen periode is moeilijk en zwaar voor verzoeker geweest. Bezoek van zijn partner en familie is voor hem belangrijk. De opgelegde beperkingen leveren voor verzoeker bijkomende stressfactoren op, hetgeen niet in zijn belang is.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Verzoeker heeft meerdere keren geweigerd mee te werken aan een urinecontrole. Op 9 juli 2012 werkte verzoeker alsnog mee, doch heeft verzuimd te meldem dat hij middelen
had gebruikt. Dit is een duidelijke afspraak, die met verzoeker is gemaakt. Hij moet openheid van zaken geven omtrent eventueel gebruik van middelen. Doordat verzoeker deze basisafspraak met voeten heeft getreden, heeft het behandelteam besloten hem
deze maatregel op te leggen. De maatregel wordt opgeheven zodra een ‘schone’ urinecontrole kan worden geleverd. Afgelopen woensdag (18 juli 2012) is een nieuwe urinecontrole afgenomen. Indien een daling in de THC-waarde heeft plaatsgevonden, kan worden
geconcludeerd dat verzoeker niet meer heeft gebruikt en wordt de opgelegde maatregel opgeheven.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het weigeren van bezoek zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. De voorzitter overweegt
hieromtrent het volgende.

De voorzitter is ambtshalve bekend dat (vermeend) gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen kan leiden tot tal van beperkende maatregelen in verband met de orde of de veiligheid in de inrichting. Drugs in de inrichting heeft een ontregelend effect op
de
inrichting en de verpleegden. Gelet hierop kan het opleggen van beperkende maatregelen als reactie op de handel of het gebruik van drugs in de regel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Echter, in onderhavige zaak heeft het hoofd van de
inrichting niet toegelicht waarom in dit specifieke geval enkel is gekozen voor de maatregel van weigering van bezoek. Doorgaans wordt (tevens) gekozen voor de maatregel van afzondering of afdelingsarrest. Gesteld noch gebleken is dat de positieve
urinecontrole bij verzoeker in verband moet worden gebracht met het bezoek van verzoeker terwijl tevens niet is gemotiveerd waarom niet met een lichtere maatregel kan worden volstaan, bijvoorbeeld toezicht tijdens het bezoek. In de schriftelijke
mededeling van de beslissing verwijst het hoofd van de inrichting naar het afdelingsbeleid. Dit beleid is verder door het hoofd van de inrichting niet toegelicht dan wel overgelegd.
Onder deze omstandigheden dient het verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 23 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven