Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2249/TA, 8 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2249/TA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 14 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 9 juli 2001 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

De raadsman van klager, mr. T.P. Claassen heeft per faxbericht medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen en in de onderhavige zaak geen aanvullingen heeft.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de door de inrichting gestelde randvoorwaarden aan inzage door klager in zijn persoons- en strafdossier.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de randvoorwaarden die de inrichting verbindt aan het inzien van zijn straf- en persoonsdossier. Klager ishet er niet mee eens dat hij moet betalen om zijn dossiers in te zien en is van mening dat die kosten, gelet op zijn slechte financiële situatie, een drempel opwerpen. Voorts verzoekt klager dat de beroepscommissie uitspraak doetten aanzien van het bedrag dat hem maximaal in rekening kan worden gebracht voor kopiëren omdat het mogelijk is dat hij meer dan 100 kopieën wil maken. Klager wil een duidelijke uitspraak hebben omtrent de vraag of de kosten voorhet anonimiseren van de betreffende dossiers nu wel of niet voor de rekening van de inrichting komen. Klager heeft er geen bezwaar tegen dat hij onder toezicht/begeleiding de dossiers mag inzien mits hem voldoende tijd wordt gegundvoor inzage. Klagers belang bij inzage is dat hij wil toetsen of het klopt dat de dossiers te weinig stukken bevatten en/of er zich stukken in de dossiers bevinden die hem niet bekend zijn.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Medio juli 2001 heeft klager te kennen gegeven dat hij zijn persoonsdossier en strafdossier wenste in tezien. Dit verzoek is met een positief advies doorgeleid aan de directie. Alvorens tot een besluit te komen heeft de directie vragen gesteld aan het hoofd behandeling in verband met mogelijke contra-indicaties en de aard en deorganisatie van de begeleiding na een positieve beslissing. Het hoofd behandeling heeft met klager gesproken over zijn beweegredenen voor inzage en de randvoorwaarden waaronder inzage mogelijk zou zijn. Hem kon op het moment dat hijhet betreffende verzoek deed alleen inzage onder toezicht worden toegestaan en dan nog niet zonder meer van alles. Bepaalde gegevens dienden geanonimiseerd te worden, in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeervan anderen. Begeleiding bij inzage is ook noodzakelijk omdat in andere gevallen (originele) stukken verdwenen zijn. De kosten voor kopiëren en anonimiseren zouden voor rekening komen van klager. Gelet hierop heeft klager zijnverzoek om inzage ingetrokken. Vervolgens is klager door de algemeen directeur op 25 oktober 2001 bericht dat hij desgewenst onder eerder genoemde randvoorwaarde de dossiers mocht inzien. Dit is niet geëffectueerd omdat klager zichniet kan confirmeren aan de door de kliniek gestelde randvoorwaarden. Klager heeft ontkend dat hij het eerder gedane verzoek heeft ingetrokken. In het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting zou, als klager op ditmoment een verzoek tot inzage zou doen, inzage van het persoonsdossier en het strafdossier niet worden toegestaan. De kliniek heeft er geen vat op wat klager er mee wil. De kliniek heeft feitelijk het originele straf- enpersoonsdossier in beheer.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om inzage van zijn persoonsdossier en strafdossier, hetgeen in de Bvt niet is geregeld. De Regeling persoonsdossiers strafrechtspleging regelt de inzage van het persoonsdossier maar dit betreft enkel eenbeperkt recht tot inzage. Ook in het Wetboek van Strafvordering is een dergelijk inzagerecht voor veroordeelden niet geregeld.
De Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) houdt in dat een verzoek om informatie door een tbs-gestelde uit gegevens die verzameld zijn voor justitiële doeleinden wordt aangemerkt als een WOB-verzoek indien het verzoek niet wordtbeheerst door een bijzondere en uitputtende regeling (Circulaire WOB 270523/92/DJ d.d. 22 februari 1993 blz. 2 en 7). De beroepscommissie is van oordeel dat nu klagers verzoek door de Bvt noch door andere regelgeving uitputtendwordt beheerst het verzoek onder de werkingssfeer van de WOB valt. Voorzover klager een verzoek in het kader van de WOB wenst te doen, dient hij zich te richten tot de directie van de inrichting. Indien dit verzoek zou resulterenin een weigering zou klager zich kunnen richten tot de Minister en om een voor AROB-beroep vatbare beslissing kunnen verzoeken, hetgeen buiten de reikwijdte van de huidige procedure valt.

Aan de orde is niet een weigering van de directie, maar haar beslissing om randvoorwaarden te stellen aan inzage door klager in zijn persoons- en strafdossier.
Gelet op de bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie dat een (vermeende) schending van een in de wet of regelgeving neergelegd of anderszins ontstaan recht, in dit geval de WOB, valt onder de in artikel 56, eerste lid ondere. Bvt genoemde beklaggrond maakt dit klagers klacht beklagwaardig. De beroepscommissie is derhalve met de beklagcommissie van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen.

Voor het overige is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directie om de dossiers niet onverkort en zonodig geanonimiseerd en onder toezicht van personeel aan klager ter inzage te geven in verband met debescherming van de persoonlijke levenssfeer van anderen en ter voorkoming van het kwijt raken van originele stukken niet onredelijk of onbillijk kan worden geacht.

Voor wat betreft klagers bezwaren tegen het in rekening brengen van kosten voor anonimiseren en kopiëren van de dossiers en klagers verzoek aan de beroepscommissie om terzake een maximum bedrag vast te stellen overweegt deberoepscommissie het volgende.
Door klager zijn in beklag noch in beroep de hoogte van de betreffende kosten en zijn specifieke persoonlijke omstandigheden geconcretiseerd. Derhalve kan de beroepscommissie niet tot het oordeel komen dat die kosten onredelijken/of onbillijk zouden zijn en kan zij ook niet - nog afgezien van de hoeveelheid te anonimiseren en/of te kopiëren pagina’s - in redelijkheid een maximum bedrag vaststellen.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op

secretaris voorzitter

nummer: 01/2249/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 januari 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. F.A.M. Kortmann en dr. E.B.M. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is namens het hoofd van de inrichting [...], stafjurist.

Klager heeft schriftelijk medegedeeld dat hij niet ter zitting wenst te verschijnen.

De raadsman van klager, mr. T.P. Claassen heeft per faxbericht medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen en in de onderhavige zaak geen aanvullingen heeft.

Namens het hoofd van de inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. De mogelijkheid tot inzage in het persoons- en het strafdossier is niet geëffectueerd omdat klager zich niet kan confirmeren aan de door dekliniek gestelde randvoorwaarden. Hem kon op het moment dat hij het betreffende verzoek deed alleen inzage onder toezicht, onder begeleiding worden toegestaan en niet worden toegestaan om zonder meer alles in te zien in verband metde eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van anderen. In het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting zou, als klager op dit moment een verzoek tot inzage zou doen, inzage van het persoonsdossier en hetstrafdossier niet worden toegestaan. De kliniek heeft er geen vat op wat hij er mee wil. De kliniek heeft feitelijk het originele straf- en persoonsdossier in beheer.

secretaris voorzitter

Naar boven