Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0401/GB, 1 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/401/GB

Betreft: [klager] datum: 1 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing van klagers verzoek is onvoldoende gemotiveerd. De opgelegde TBS met dwangverpleging wordt nog niet ten uitvoer gelegd omdat de strafzaak nog in cassatie wordt behandeld. Het enkele gegeven dat de straf nog niet onherroepelijk is, zou niet
moeten betekenen dat er geen mogelijkheid is om klager over te plaatsen naar De Kijvelanden. De psychiater van de locatie Zuyder Bos stelt dat klager detentieongeschikt is. Tevens acht zij klager niet geschikt voor plaatsing in een Penitentiair
Psychiatrisch Centrum. Op 24 augustus 2011 is er door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een indicatiestelling afgegeven ten behoeve van een plaatsing in De Kijvelanden. De oplegging van TBS met dwangverpleging
ondersteunt ook deze indicatiestelling. Door de afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg wordt bevestigd dat het feit dat de indicatiestelling dateert van voor de uitspraak in hoger beroep, geen belemmering hoeft te vormen voor een overplaatsing op
grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Op 12 januari 2012 is er nogmaals een indicatiestelling afgegeven. Hierin wordt de conclusie getrokken dat de opgelegde straf niets verandert ten aanzien van klagers psychische gezondheid. De inrichting
heeft alleen naar aanleiding van een gesprek met de selectiefunctionaris negatief geadviseerd. Klager is verwijderd van de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico omdat er geen sprake meer is van vluchtgevaar. Het Openbaar
Ministerie (OM) adviseert negatief omdat klager in een TBS kliniek behandeld dient te worden. Klager heeft juist verzocht om plaatsing in De Kijvelanden, indien nodig in de TBS kliniek. Tenslotte verzoekt klager om een tegemoetkoming voor de geleden
schade.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en TBS met dwangverpleging, waartegen klager in cassatie is gegaan. Klager zal moeten wachten tot zijn straf onherroepelijk is alvorens hij in een TBS kliniek geplaatst kan
worden. Het feit dat klager heeft verzocht om overplaatsing naar De Kijvelanden doet daar niet aan af. Doordat klager is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging zijn de omstandigheden veranderd en is de indicatiestelling gebaseerd op gedateerde
gegevens. Klager heeft zich tijdens een eerdere plaatsing in een FPK onttrokken aan detentie. Het OM heeft negatief geadviseerd. Er is geen formele indicatie waarin wordt vermeld dat klager detentieongeschikt is. Uit klagers gedrag in de inrichting kan
niet worden afgeleid dat hij zich op de locatie Zuyder Bos niet zou kunnen handhaven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw kan in geval van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een gedetineerde, de selectiefunctionaris bepalen dat de gedetineerde naar een psychiatrisch
ziekenhuis
als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) zal worden overgebracht.

4.2. In artikel 30, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is bepaald dat indien plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is geïndiceerd, de directeur van de inrichting waar klager
verblijft, na overleg met de districtspsychiater, een daartoe strekkend advies indient bij de selectiefunctionaris. Op grond van het tweede lid van dat artikel is het advies van de directeur onderbouwd met:
- een schriftelijk advies van het psycho-medisch overleg van de inrichting betreffende de psychiatrische problematiek en de wenselijkheid van opname,
- een inschatting van het vlucht- en maatschappelijk risico dat aan de plaatsing verbonden is, en
- een schriftelijk advies van het OM zolang de vrijheidsbeneming gebaseerd is op het bevel tot voorlopige hechtenis dan wel indien bij het vonnis een executie-indicator is afgegeven.

4.3. In de toelichting op dit artikel staat onder meer het volgende (voor zover hier van belang): “Artikel 15, vijfde lid, van de wet, biedt de mogelijkheid gedurende de detentie een (tijdelijke) plaatsing van een gedetineerde in een algemeen
psychiatrisch ziekenhuis (APZ), een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) te realiseren. Artikel 15, vijfde lid, van de wet geldt ook voor voorlopig gehechten.
(...)

Toepassing van bovengenoemd artikel is bedoeld voor de gedetineerde:
- bij wie sprake is van een (dreigende) psychiatrische decompensatie dan wel absolute ongeschiktheid voor een detentiesituatie als gevolg van psychiatrische stoornissen, dan wel een psychiatrische aandoening waarvoor klinische behandeling is
aangewezen.
- Voor wie op grond van een persoonlijkheidsstoornis een detentievervangende behandeling is aangewezen in een andere voorziening dan een TBS-inrichting.
(...)
Steeds zal naast de psychiatrische beoordeling van de wenselijkheid van de opname in een psychiatrische voorziening ook een gedegen inschatting moeten worden gemaakt van de penitentiaire aanvaardbaarheid van een dergelijke overplaatsing. Een APZ of
een
PAAZ beschikt immers meestal niet over personele of gebouwelijke mogelijkheden gericht op het voorkomen of verhinderen van ontvluchting. In FPK’s is het beveiligingsniveau hoger, maar onvoldoende toegerust op de opvang van patiënten met een verhoogd
vluchtrisico. Voorts zal in een APZ of een PAAZ vaak voorop staan dat de opgenomen gedetineerde patiënt is en wordt er qua behandelingsklimaat of vrijhedenbeleid vrijwel geen verschil gemaakt ten opzichte van andere patiënten.
(...)”

4.4. De regelgeving zoals hiervoor toegelicht, biedt naar het oordeel van de beroepscommissie, anders dan de selectiefunctionaris kennelijk heeft aangenomen, geen belemmering voor een gedetineerde die nog niet onherroepelijk is veroordeeld, en aan wie
in hoger beroep de maatregel TBS met bevel tot dwangverpleging is opgelegd, in een FPK te plaatsen. Zo er sprake is van een contra-indicatie voor plaatsing in een FPK, dient deze gegrond te zijn op de hiervoor in de Regeling en toelichting genoemde
gronden. Van een dergelijke contra-indicatie is vooralsnog onvoldoende gebleken, terwijl daarentegen in de indicatiestelling van 24 januari 2012 (pagina 8, laatste alinea) expliciet staat vermeld dat klager nog steeds detentieongeschikt is.
Klager wil worden overgeplaatst naar het FPC De Kijvelanden. Uit de regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis BOPZ (Stcrt. 14 juli 2009, nr. 10427) volgt dat onder meer De Kijvelanden is aangewezen als een psychiatrisch ziekenhuis als
bedoeld
in artikel 1, onder h, van de Wet BOPZ. FPC De Kijvelanden is tevens per besluit van 13 maart 1997 (nr. 614030/97/DJI) door de Minister van Justitie aangewezen als een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden. FPC De
Kijvelanden heeft derhalve een dubbele bestemming. De omstandigheid dat klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld ten aanzien van de aan hem opgelegde TBS met dwangverpleging, is derhalve evenmin een belemmering hem in FPC De Kijvelanden te
plaatsen.

Gelet op het vorenstaande is er sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen
met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie merkt hierbij ten overvloede nog het volgende op:

Bij besluit van 16 november 2010 (Stcrt. 29 november 2010, nr. 17956) is artikel 30, tweede lid, onder c, van de Regeling gewijzigd, in die zin dat niet langer de schriftelijke instemming van het OM is vereist. De veronderstelling van de
selectiefunctionaris in zijn verweerschrift van 24 februari 2012 dat instemming van het OM is vereist, is derhalve niet juist.

Tevens komt uit de stukken naar voren dat de directeur negatief heeft geadviseerd omtrent de overplaatsing naar FPC De Kijvelanden. Dit advies was echter gebaseerd op de onjuiste veronderstelling van de selectiefunctionaris dat plaatsing in een FPK in
de gegeven omstandigheden niet tot de wettelijke mogelijkheden zou behoren. Bij het nemen van een nieuwe beslissing kan de directeur tegen de achtergrond van de inhoud van de onderhavige beslissing opnieuw een advies als bedoeld in artikel 30 van de
Regeling worden gevraagd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 1 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven