Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4231/GA, 12 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4231/GA

betreft: [klager] datum: 12 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager wordt ingesloten als hij niet deelneemt aan activiteiten (de kerkdiensten).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hoewel klager aan de maandcommissaris heeft laten weten dat hij bij de behandeling van zijn klacht aanwezig wilde zijn, is zijn klacht schriftelijk
afgedaan door de alleensprekende beklagrechter. Religieuze bijeenkomsten worden door de directeur aangewezen als activiteiten. Klager kan en mag aan deze activiteiten niet deelnemen en wordt gedurende de daarvoor bestemde uren ingesloten, terwijl er
dan
wel gewoon p.i.w.-ers op de afdeling zijn.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 64, eerste lid, in verbinding met artikel 62, tweede lid, van de Pbw stelt de beklagrechter de klager en de directeur in de gelegenheid omtrent het klaagschrift mondelinge opmerkingen te maken, tenzij de beklagrechter het beklag
aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De beklagrechter heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

Artikel 20, eerste lid, van de Pbw luidt als volgt: ‘In een regime van algehele gemeenschap verblijven gedetineerden tezamen in woon- en werkruimten of nemen gemeenschappelijk deel aan activiteiten.’ Het tweede lid van artikel 20 van de Pbw luidt als
volgt: ‘In een regime van algehele gemeenschap kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens de maaltijden, gedurende bezoektijden voor zover zij geen bezoek ontvangen, alsmede gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen, in hun
verblijfsruimte op te houden. Deze ruimte is voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemd.’

De directeur dient de gedetineerde ingevolge artikel 41, derde lid, aanhef en onder c, van de Pbw in de gelegenheid te stellen in de inrichting te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen. Vraag is of een
godsdienstige bijeenkomst als een kerkdienst een activiteit is als bedoeld in artikel 20 van de Pbw. Is het begrip activiteit in artikel 20 van de Pbw bij uitsluiting slechts een activiteit indien sprake is van enige activiteit als bedoeld in de
artikelen 47 tot en met 49 van de Pbw? Naar het oordeel van de beroepscommissie is er geen aanleiding het begrip activiteit te beperken tot de in de artikelen 47 tot en met 49 van de Pbw genoemde activiteiten. Het bijwonen van een kerkdienst kan
derhalve worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in artikel 20 van de Pbw. Ingevolge artikel 20, tweede lid, van de Pbw kunnen gedetineerden gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen worden ingesloten. De beroepscommissie is derhalve
van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager in te sluiten als hij niet deelneemt aan de kerkdienst, niet in strijd is met de Pbw en evenmin onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de
uitspraak van de beklagrechter bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven