Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2410/GA, 23 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2410/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. Rump, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens – kortweg – betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde;
b. de slechte reiniging van de strafcel, voorafgaand aan de strafcelplaatsing;
c. het op 7 en 8 mei 2011 niet mogen luchten tijdens het verblijf in de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De strafcel waar klager in werd geplaatst was bij binnenkomst erg smerig. Daarnaast is hem tijdens zijn verblijf in de strafcel twee keer een luchtmoment ontnomen. Klager volhardt bij hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht. De cel was erg
vervuild, er zaten haren tegen de muur en op de vloer en ook waren er bloedspatten op de muur. Klager is van mening dat dit niet kon en dat er daardoor gevaar voor besmetting bestond. Het toilet was ook erg smerig. Toen klager hierover een opmerking
maakte naar het personeel, kreeg hij te horen dat hij dan maar zelf een trekker door de cel moest halen. Klager erkent dat hij door de plaatsing in de strafcel en hetgeen daaraan vooraf ging enigszins opgefokt was. Naar aanleiding van zijn opmerkingen
over de toestand van de strafcel werd klager vervolgens gekort op zijn luchtmomenten. Klager is overigens blij dat hij weg is uit de locatie De Berg. In Zwolle, waar hij nu verblijft, gaat het veel beter. Tegenover de beklagcommissie heeft de directeur
gezegd dat klager de strafcel zou hebben vervuild. Dat is niet waar. Voordat klager in de cel kwam was die al smerig. Hij wilde die cel ook niet schoonmaken. Hij had hem immers niet vuil gemaakt. Klager wil dat in deze zaak de onderste steen boven
komt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens het verblijf in de strafcel dient de daar geplaatste gedetineerde de cel te reinigen. In principe wordt de strafcel vervolgens na gebruik door de afdelingsreiniger gereinigd. De strafcel wordt daarna door een personeelslid gecontroleerd.
Plaatsing in een vuile cel is daarom niet mogelijk.
Door zijn agressieve gedrag kwam klager op de zogenaamde klepbediening. Contacten met de gedetineerden verlopen dan via een klep in de celdeur. Daar wordt door het dienstdoende personeel melding van gemaakt. Klager was tijdens zijn verblijf in de
strafcel aanvankelijk zodanig geagiteerd, dat is besloten om het luchtmoment niet door te laten gaan. Die beslissing is, na melding van het personeel, door de directeur genomen. Dit soort meldingen gebeurt niet schriftelijk maar mondeling. Door de
directeur is niet overwogen om klager extra luchtmomenten aan te bieden. Het was aan klager zelf te wijten dat hij dat luchten heeft moeten missen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op onderdeel a van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal ten
aanzien van dit onderdeel worden bevestigd.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de strafcel voorafgaand aan klagers plaatsing daarin onvoldoende was schoongemaakt. De enkele verklaring van klager daaromtrent is tegenover de gemotiveerde
ontkenning daarvoor onvoldoende. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging van dit onderdeel
van
de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt dat vastgesteld kan worden dat klager op 7 en 8 mei 2011, tijdens zijn verblijf in de strafcel, niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.
Artikel 49 van de Pbw luidt – voor zover hier van belang –:
“-1. De gedetineerde heeft recht op recreatie en dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.
-2. (...)
-3. (...)”

Het dagelijks verblijf in de buitenlucht (hierna: het luchten) is een fundamenteel recht voor de gedetineerde en mag alleen in (zeer) uitzonderlijke omstandigheden beperkt worden. Nu de directeur bij de hiervoor genoemde beperkingen van het luchten
enkel is afgegaan op de (mondelinge) mededelingen van het bij de strafcel dienstdoende personeel en zich niet zelf heeft vergewist of er sprake was van zodanig uitzonderlijke omstandigheden die aan het luchten in de weg konden staan, wordt de
beslissing
om klager op 7 en 8 mei 2011 niet te laten luchten, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en mede gelet op de omstandigheid dat de directeur niet heeft overwogen om klager op een later moment voor die gemiste luchtmomenten te
compenseren,
onredelijk en onbillijk geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel c van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven