Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4381/STA, 15 december 2011, schorsing
Uitspraakdatum:15-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4381/STA

betreft: [klager] datum: 15 december 2011

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Pompestichting te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 13 december 2011, inhoudende het
onder
dwang toedienen van medicatie op 15 december 2011.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 14 december 2011, alsmede van de schriftelijke mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de inrichting van 14 december
2011, inhoudende dat het schorsingsverzoekschrift als klaagschrift wordt aangemerkt.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
Verzoeker wil geen medicijnen. Hem is aangeboden vriijwillig medicijnen in te nemen, maar de medicijnen helpen hem niet. Hij wordt daar duizelig en misselijk van.
Hij heeft niet gevaarlijk gehandeld met stroom. Gevaarlijke handelingen met water zijn veroorzaakt door een verstopt doucheputje.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Verzoeker verbleef in voorlopige hechtenis in de PI Vught. Op 7 oktober 2011 is hij met een rechterlijke machtiging ingevolge de Wet Bopz opgenomen in de inrichting, omdat in verband met zijn beheersproblematiek binnen de reguliere ggz geen adequate
behandeling aan verzoeker te bieden is.
Op de interne rechtspositie van verzoeker is de Bvt van toepassing. Bij de vaststelling van de Bvt heeft de regering nadrukkelijk uitgesproken dat de rechtspositie van een verpleegde niet wordt bepaald door de opnametitel, maar door de status van de
inrichting waarin hij verblijft. Verwezen wordt naar stukken van de Tweede Kamer [TK 23 445 (1994-1995)]. Ook de commissie Haars heeft zich in die zin uitgesproken. Verwezen wordt verder naar een vonnis van de rechtbank Arnhem van 27 december 2006 (LJN
BA 3056).
Na opname in de inrichting is verzoeker direct gesepareerd. Op 14 oktober 2011 is getracht hem meer vrijheden te geven en is hij afgezonderd. Op 15 december 2011 vernielde verzoeker spullen op zijn kamer en was geen contact met hem te maken. Er is een
stappenplan gemaakt om toe te kunnen werken naar een verblijf op zijn kamer, maar verzoeker houdt zich consequent niet aan afspraken. Hij veroorzaakt gevaar door te spuwen, bedreigingen te uiten, te intimideren, zaken in zijn omgeving te vernielen en
hij voert zeer gevaarlijke acties uit met water en stroom. Impulsiviteit, vijandigheid en stemmingslabiliteit blijven het beeld bepalen. Verzoeker weigert pertinent alle geboden medicatie. De inrichting wil op 15 december 2011 Cisordinol toedienen,
omdat deze eerder effectief is gebleken. Op 16 en 30 november 2011 heeft verzoeker al een depot toegediend gekregen, waarna het contact iets is verbeterd en de deur van de separeerrruimte steeds vaker open kan. Afgelopen weekend heeft verzoeker een
terugval gehad en heeft hij met hete koffie gegooid en de televisie kapot gegooid.
Het gevaar dat verzoeker doet veroorzaken kan niet met een minder ingrijpend middel dan medicatie worden afgewend. Gesprekken met verzoeker over behandeling en medicatie zijn niet mogelijk. Tot op heden is steeds separatie noodzakelijk gebleken. De
inrichting acht een langdurige separatie meer ingrijpend, vooral gezien verzoekers Bopz-status. Medicatie is onontkoombaar om de momenteel gevaarzettende en uitzichtloze situatie te doorbreken. Verzoeker wordt gemotiveerd mee te werken aan inname van
medicatie, maar weigert dat. De inrichting wil zoveel mogelijk toewerken naar het beëindigen van de noodzaak tot een gedwongen opname in de inrichting. Naar verwachting kan verzoeker binnen twee tot vier weken worden overgeplaatst naar de Kliniek
Intensieve Behandeling van Inforsa (Arkin) te Amsterdam.

2. De beoordeling
De voorzitter acht zich bevoegd het schorsingsverzoek in behandeling te nemen. Naar haar voorlopig oordeel is op verzoeker de Bvt van toepassing, nu de wetgever uitdrukkelijk heeft beoogd deze wet van toepassing te doen zijn op alle in justitiële
tbs-inrichtingen opgenomen verpleegden. Dit is tot uitdrukking gebracht door het begrip ‘verpleegde’ in artikel 1, aanhef en onder j. Bvt te definiëren als een persoon die in de inrichting is opgenomen. De Wet Bopz regelt de interne rechtspositie van
tbs-gestelden in niet-justitiële inrichtingen (zie MvT onder 2.1 “de regeling van de rechtspositie”).

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het onder dwang toedienen van medicatie op 15 december 2011 zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de
inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting over verzoekers gevaarlijk gedrag en het ontbreken van een adequaat alternatief voor medicatie, niet het geval.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven