Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1362/GA, 27 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1362/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 april 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Hoogvliet. Hoewel klager, die zich inmiddels in
vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager, mr. A.J.M. Bommer, is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van observatie door middel van cameratoezicht voor de duur van vier dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen afschrift ontvangen van de na de zitting van de beklagcommissie door de directeur toegezonden nadere reactie. De uitspraak van de
beklagcommissie is derhalve op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Klager wenst een tegemoetkoming te ontvangen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is op 28 december 2010 een disciplinaire straf opgelegd wegens een te laag kreatininegehalte. Uit boosheid heeft klager vervolgens alles
geweigerd. Hij weigerde te eten en te drinken. Op 29 december 2010 is besloten klager onder cameraobservatie te plaatsen. Vooraf is de medische dienst geraadpleegd. De verpleegkundige van de medische dienst heeft cameraobservatie geadviseerd. De
directeur gaat er vanuit dat klager vooraf is gehoord. Dat dit niet zou zijn gebeurd, is door klager niet naar voren gebracht. De directeur weet niet zeker of klager in de strafcel verbleef met de mogelijkheid van cameraobservatie, of dat klager is
overgeplaatst naar een andere cel. Ook is de directeur niet bekend waarom is gekozen voor een maatregel ex artikel 24a Pbw in plaats artikel 51a Pbw.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat aan klager op 28 december 2010 op grond van artikel 51 van de Pbw een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen is opgelegd. Op 29 december 2010 is aan klager een ordemaatregel van
cameraobservatie opgelegd op grond van artikel 24a van de Pbw. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur ten aanzien van de cameraobservatie niet toegelicht waarom voor de ordemaatregel van artikel 24a van de Pbw is gekozen in plaats van
artikel 51a van de Pbw. Op grond van laatstgenoemd artikel kan de directeur bepalen dat een gedetineerde die in een strafcel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Aangezien onduidelijk is of klager zich in een strafcel
bevond ten tijde van de cameraobservatie, zal de beroepscommissie dit in het midden laten en hier verder geen gevolgen aan verbinden.

Op grond van artikel 57, eerste lid, onder i van de Pbw dient een gedetineerde te worden gehoord alvorens de directeur beslist tot het opleggen van cameraobservatie. De beroepscommissie acht de hoorplicht zo wezenlijk voor de bescherming van de
rechtspositie van de gedetineerde, dat zij dit amtshalve toetst. Uit de schriftelijke mededeling van de beslissing dient te blijken dat aan dit vormvoorschrift is voldaan. In het onderhavige beroep blijkt dit evenwel niet het geval te zijn geweest.

Op grond van artikel 24a, tweede lid en 51a, tweede lid van de Pbw wint de directeur alvorens hij besluit tot het toepassen van cameraobservatie, het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan
worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in bij een gedragsdeskundige. In het onderhavige geval heeft de directeur evenwel volstaan met het inwinnen van advies bij een verpleegkundige. Gelet op
al het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming en stelt deze vast op
€ 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven