Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2584/GB, 21 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2584/GB

Betreft: [klager] datum: 21 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 6 april 2011 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om overplaatsing naar een z.b.b.i. per 21 januari 2012. Klager is van mening dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet op goede gronden is genomen. Klager stelt dat een
medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) klager heeft medegedeeld dat hij een verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i kon indienen. Het blijkt echter dat klager formeel pas vanaf 21 januari 2012 in aanmerking komt voor
plaatsing in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen omdat zij kennelijk van mening was dat klager zijn verzoek te vroeg heeft ingediend. Aangezien klagers detentiefasering tot op heden vertraging heeft opgelopen, is klager
van mening dat hij zijn verzoek beter in een vroeg stadium kan indienen. In de Pbw noch de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) is een termijn opgenomen waarbinnen gedetineerden een aanvraag voor plaatsing in
een
z.b.b.i. mogen indienen. Een medewerker van het b.s.d. heeft klager medegedeeld dat hij over drie maanden een nieuw verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. mag indienen. Nu deze termijn niet wettelijk is vastgelegd, valt niet in te zien waarom
klagers verzoek is afgewezen als zijnde te vroeg gedaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het staat een gedetineerde vrij om een verzoek tot overplaatsing in te dienen. In de wet- en regelgeving is bepaald dat een beslissing op een verzoek binnen een termijn van zes weken genomen dient te worden. Klagers verzoek is dan ook in behandeling
genomen. Klager komt vanaf 21 januari 2012 in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Een beslissing tot overplaatsing dient op grond van actuele adviezen genomen te worden. De selectiefunctionaris heeft het verzoek afgewezen omdat 21 januari 2012 in
de toekomst ligt. In artikel 18, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat een gelijkwaardig verzoek zes maanden na afwijzing van het voorgaande verzoek ingediend kan worden. Gelet op het voorgaande is de opmerking van de medewerker van het b.s.d. dat
klager zijn verzoek na drie maanden kan herhalen alleszins redelijk.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Gedetineerden die een strafrestant hebben van ten hoogste zes maanden komen, gelet op artikel 2 van de Regeling, in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris dient te beoordelen of de gedetineerde geschikt is voor
plaatsing in een z.b.b.i. Deze beoordeling is gebaseerd op actuele adviezen. Nu klager pas op 21 januari 2012 in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 21 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven