Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2036/GB, 20 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2036/GB

Betreft: [klager] datum: 20 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van locatie De Schie. Op 20 juni 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van locatie De Schie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) geplaatst worden in plaats van in een gevangenis waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Klager is van mening dat het
negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) ten aanzien van klagers detentiefasering onvoldoende onderbouwd is. Tevens is niet duidelijk of de mededeling dat klager driemaal in aanraking is geweest met justitie onderdeel is van dit advies.
Daarnaast is het niet duidelijk wat de inrichting adviseert ten aanzien van klagers detentiefasering. Klager heeft zich tijdens zijn detentie als een modelgedetineerde gedragen. Klager wil graag deelnemen aan het programma terugdringen recidive (TR) en
aan de eventuele trainingen of andere vormen van behandeling die daaraan verbonden zijn. Het is voor klager van groot belang dat hij kan resocialiseren voordat hij terugkomt in de maatschappij. De trainingen zouden ook in een b.b.i. kunnen worden
gevolgd. Er wordt op korte termijn een behandelplan opgesteld, zodat klager behandelingen kan volgen bij Het Dok of De Waag. Tot slot is het voor klager onmogelijk om zijn huurwoning nog langer aan te houden indien hij in een inrichting met een regime
van algehele gemeenschap verblijft. De woningbouwvereniging stelt als eis dat klager daadwerkelijk gebruik maakt van zijn woning. Het is voor klager van groot belang dat hij aan het eind van zijn detentie kan terugkeren naar een woning.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is, gelet op de aard van het delict waarvoor hij is veroordeeld, door de directeur van locatie De Schie op de afdeling extra zorg voorziening (EZV) geplaatst.
Klager functioneert goed in het h.v.b. van locatie De Schie. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verzochte detentiefasering gelet op de aard van het delict, het recidivegevaar en de kans op maatschappelijke onrust. De directeur van
locatie De Schie heeft plaatsing in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau geadviseerd. Hierbij heeft de directeur in aanmerking genomen dat klager sedert 2006 drie keer in aanraking is geweest met
justitie in verband met een delict als waarvoor hij thans gedetineerd is en dat de Reclassering het recidiverisico als hoog gemiddeld inschat. De selectiefunctionaris heeft klager op 9 juni 2011 geselecteerd voor plaatsing in een gevangenis waar een
regime van algehele gemeenschap geldt. Op het moment dat klager in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap verblijft, kan er een reïntegratieplan worden opgesteld. Klager kan vervolgens deelnemen aan het programma TR waarna er een Risc
afgenomen wordt. Gelet op de aard van het delict, het recidivegevaar en de maatschappelijke onrust zou het onwenselijk zijn om klager zonder interventies verlof toe te staan. De faseringsmogelijkheden van klager kunnen wanneer klager een start heeft
gemaakt met zijn behandeling opnieuw bekeken worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat klager sedert 2006 drie keer in aanraking is geweest met justitie in verband met een delict als waarvoor hij thans gedetineerd is en dat de Reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als hoog gemiddeld. De selectiefunctionaris heeft in
redelijkheid kunnen beslissen dat klager, gelet op de aard van het delict en de kans op recidive, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd, kan niet leiden tot een andere
beoordeling. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 20 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven