Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1377/GA, 19 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1377/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 maart 2011 van de beklagcommissie bij het PPC Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic.
De directeur van het PPC Haaglanden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en hij heeft eveneens schriftelijk zijn standpunt toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager twee gestorte geldbedragen ten gunste van hem niet heeft ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft al langer in detentie en reeds vijf jaar lang ontvangt hij op één en dezelfde wijze het geld dat aan hem wordt overgemaakt. Nu zijn twee geldbedragen ad € 20,= en € 50,= net als voorheen aan klager overgemaakt vanuit Duitsland. Deze
geldbedragen heeft klager niet ontvangen en deze bedragen zijn ook niet teruggestort naar de zender. Het Shared Service Centre (SSC) wil de geldbedragen niet aan klager overmaken, omdat het registratienummer niet vermeld is. Klagers voor- en achternaam
staan wel vermeld. Er is geen gedetineerde met dezelfde naam als klager. Bovendien kan volgens de Huisregels van het PPC Haaglanden het achterwege laten van een registratienummer alleen tot vertraging leiden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Bij betalingsverkeer tussen particulieren en het SSC moet altijd een registratienummer opgegeven worden. Dat elders en eerder wel geld overgemaakt zou zijn zonder vermelding van het registratienummer is een bewering, welke niet is onderbouwd. Dat er
geen gedetineerden met dezelfde naam als klager zijn, biedt nimmer zekerheid over de identiteit van de begunstigde. Op de tussenrekening van het SSC staan geldbedragen, waarvan de begunstigden onbekend zijn. Ongetwijfeld zal de storting van de zender
daar ontvangen zijn. Er kan geen opgave van kosten gegeven worden die de begunstigde zal hebben als hij de storting wil terughalen. Het initiatief ligt bij de zender van de geldbedragen. Voorts wordt verwezen naar een handelingenoverzicht rondom de
overschrijving van € 20,= en naar de Huisregels (versie 1 november 2007) van het PPC Haaglanden.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 46, eerste lid en tweede lid, van de Pbw juncto artikel 5.4.2. van de Huisregels van het PPC Haaglanden is het gedetineerden verboden om over contact geld te beschikken. De gedetineerde heeft de beschikking over een rekening-courant
bij de inrichting. Gezien het vorenstaande heeft de directeur een zorgplicht met betrekking tot een goed beheer van de rekening-courant van een gedetineerde.
Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie het evident dat de onderhavige geldbedragen ad € 20,= en € 50,= voor klager bestemd zijn. Bovendien staat in het ‘handelingenoverzicht’ dat door de directeur verstrekt is dat het
SSC klagers registratienummer inmiddels wel vermeld heeft. De beroepscommissie acht het bepaald opmerkelijk dat de geldbedragen niet op klagers rekening-courant zijn bijgestort en evenmin teruggestort zijn aan de zender. De opmerking van de directeur
dat altijd een registratienummer vermeld dient te worden bij het betalingsverkeer strookt niet met de tekst van de Huisregels. In de Huisregels van het PPC Haaglanden staat in artikel 4.5.2. namelijk ‘Het ontbreken van het registratienummer vertraagt
de bijschrijving op de rekening-courant.’ De beroepscommissie begrijpt dat enige vertraging (van bijvoorbeeld een week) kan ontstaan bij het ontbreken van een registratienummer. Echter, in dit geval is ruim een half jaar verstreken, zonder dat klager
enige duidelijkheid, laat staan de beschikking, heeft verkregen over de hem toekomende geldbedragen. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat de directeur in zijn zorgplicht is tekortgeschoten. Zij zal het beroep daarom gegrond
verklaren
alsook het onderliggende beklag en de directeur opdracht geven om de aan klager toekomende geldbedragen van € 20,= en € 50,= aan klager over te maken. Bovendien acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Zij
beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij draagt de directeur op om de aan klager toekomende geldbedragen aan hem over te maken. Zij bepaalt dat aan
klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr.dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven