Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1762/GA, 13 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1762/GA

betreft: [klager] datum: 13 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K. Bhadai, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Alphen aan de Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het Detentiecentrum Alphen aan de Rijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.K. Bhadai om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen met cameraobservatie.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Er was voor de directeur geen enkele reden om een ordemaatregel op te leggen. De verklaring van één psycholoog is onvoldoende voor het opleggen
van een ordemaatregel. Deze verklaring is bovendien onvoldoende onderbouwd. Klager ontkent dat hij zichzelf van het leven wilde beroven.
Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag. Door de ordemaatregel op 1 april 2011, de overplaatsing op 4 april 2011 en de uitzetting op 6 april 2011 heeft klager geen mogelijkheid gehad om voor 7 april 2011 in
contact te komen met zijn advocaat. Dit contact werd pas mogelijk na klagers uitzetting. Klager heeft zo spoedig mogelijk een klacht bij de directeur ingediend. Bovendien heeft klager de schriftelijke mededeling dat hem een ordemaatregel is opgelegd
nooit in persoon ontvangen en kon hij dus niet weten dat hij binnen zeven dagen een klacht moest indienen.
Klager wenst uitdrukkelijk gehoord te worden.

De directeur heeft in beroep als volgt geantwoord. Het is onvoldoende duidelijk om welke reden klager niet in de gelegenheid zou zijn geweest om zijn klacht in te dienen. Klager heeft op 1 april 2011 een beschikking ontvangen van de hem opgelegde
ordemaatregel. Tijdens een verblijf op een observatiecel wordt een gedetineerde altijd in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van zijn recht tot telefoneren. Klager is in de gelegenheid geweest om contact op te nemen met zijn raadsman, maar
heeft
dit niet gedaan.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om gehoord te worden zonder aan te geven op welke punten verduidelijking nodig is. Het verzoek kan daarom worden afgewezen. Op grond van de (in beroep) overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op
het beroep te beslissen.

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Een na afloop van deze
termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gedetineerde niet in verzuim is geweest. Uit de stukken, in het bijzonder de reactie van de directeur op het beroep, volgt dat klager op 1
april
2011 de schriftelijke mededeling dat hem een ordemaatregel is opgelegd, heeft ontvangen. Op 14 april 2011 is een klaagschrift per fax op het secretariaat van de commissie van toezicht ontvangen. Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom hij
tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel en in het Uitzendcentrum Schiphol geen mogelijkheid zou hebben gehad om in contact te komen met zijn raadsman of om tijdig een klacht in te dienen.
De beroepscommissie oordeelt gelet op het bovenstaande dat hetgeen is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 13 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven