Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0226/TA, 12 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/226/TA

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2011 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Calis, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch
medewerker, en [...], zorgmanager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de te lange duur van de ‘oranjefase (plus)’ (afdelingsarrest).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft een tegemoetkoming toegekend van € 65,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 1 september 2010 weigerde klager een urinecontrole. Klager belandde in de oranjefase en aan hem werd de maatregel van
afdelingsarrest opgelegd. Op 7 september 2010 vond een tussentijdse urinecontrole plaats. Na een herhalingsonderzoek op de tussentijdse urinecontrole belandde klager per abuis op 13 september 2010 in de oranjefaseplus, waardoor hij een
uitsluitprogramma
kreeg waarbij hij slechts vier uur per dag met één of meer medepatiënten kon doorbrengen. Het controle-urineonderzoek had moeten plaatsvinden om en nabij 20 dagen na 1 september 2010. Op 29 september 2010 is de maatregel van afdelingsarrest verlengd.
Op
4 oktober 2010, 21 dagen na 13 september 2010, vond een controle- urineonderzoek plaats, waarvan de uitslag negatief was, zo bleek op 8 oktober 2010. De oranjefaseplus is vervolgens beëindigd. Het afdelingsarrest is beëindigd op 11 oktober 2010.
Het is juist dat het Protocol urineonderzoek niet correct is nageleefd, maar onduidelijk is waarom de beklagcommissie voor de berekening van de tegemoetkoming is uitgegaan van 13 dagen ten onrechte handhaven van de oranjefaseplus.
Het toepassen van de oranjefase(plus) maakt deel uit van het beleid dat door de inrichting wordt gehanteerd met betrekking tot de wijze waarop de urineafname en het onderzoek naar gedragsbeïnvloedende middelen plaatsvindt, alsmede de gevolgen van
aangetoond gebruik. Juridische consequenties heeft dit beleid verder niet. De vraag of de oranjefaseplus om en nabij 21 september 2010 zou zijn beëindigd als het protocol juist zou zijn gehanteerd, doet niet ter zake. De oplegging van de oranjefaseplus
is niet beklagwaardig. Er is geen sprake van afzondering. Tijdens de oranjefaseplus blijft het afdelingsarrest doorlopen. De beklagcommissie had klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren.
Gelet op klagers problematiek is het noodzakelijk dat het behandelteam klager regelmatig controleert. Op 13 september 2010 vond bij klager een kamercontrole plaats, waarbij enkele pillen (oxazepam en promethazine) werden aangetroffen. Uit nader
onderzoek bleek dat het glazuurlaagje van deze pillen was verwijderd, waardoor het vermoeden ontstond dat klager deze pillen eerder in zijn mond had gehad. Klager heeft deze pillen niet op recept gekregen.
In diezelfde periode scoorden verschillende patiënten positief op drugs en vonden daarnaast enkele incidenten plaats rondom gebruik en handel in drugs. Dit veroorzaakte spanningen en conflicten. Om klager zoveel mogelijk uit de hiervoor geschetste
situatie te houden, werd besloten de maatregel van afdelingsarrest pas op 11 oktober 2010 te beëindigen.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft te lang in de oranjefaseplus gezeten. De inrichting geeft toe dat er fouten zijn gemaakt. Er is ten onrechte op 13 september 2010
een controle-urineonderzoek uitgevoerd. Dit heeft wel degelijk juridische consequenties, doordat klager maar vier uur per dag met medepatiënten mocht verblijven. Hij mocht niet in de verblijfsruimtes van medepatiënten komen en zijn verloven werden
beperkt. De oranjefaseplus is een zwaardere maatregel dan het afdelingsarrest. Klager kon in zijn klacht worden ontvangen vanwege de beperking van zijn bewegingsvrijheid. Klager betwist dat hij delictgevaarlijk is door drugsgebruik.

3. De beoordeling
Klagers klacht is gericht tegen de duur van de oranjefase(plus), waarvan het afdelingsarrest onderdeel uitmaakt. Gelet hierop en de artikelen 56 en 57 van de Bvt heeft de beklagcommissie klager terecht ontvankelijk geacht in zijn klacht.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat het controle-urineonderzoek niet conform het Protocol urineonderzoek heeft plaatsgevonden. De procedure zoals deze staat beschreven in de huisregels, bevat - anders dan door de inrichting is betoogd - regels
die het hoofd van de inrichting binden en waaraan klager verwachtingen kan ontlenen. Nu deze regels niet zijn nageleefd betekent dit dat het beklag om die reden gegrond moet worden verklaard. Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat de
oplegging en verlenging van de maatregel van afdelingsarrest niet onredelijk kan worden geacht, mede in aanmerking genomen de bij klager aangetroffen pillen. Gelet hierop acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming aan klager. Mitsdien beslist de beroepscommissie als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting inhoudelijk gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag inhoudelijk alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de inrichting voor het overige
ongegrond.
Zij bepaalt dat klager vanwege het verzuim van de inrichting niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven