Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3881/TA, 30 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3881/TA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2010 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens klager mr. F.P. Holthuis, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, en
[...],
zorgmanager.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet voorzien in geestelijk verzorgers behorend tot het humanistisch verbond in de locatie te Zeeland.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Volgens de Memorie van toelichting bij artikel 40 Bvt staat geen beklag open tegen het niet betrachten van de zorgplicht betreffende de beschikbaarheid van voldoende geestelijke verzorging die
zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van verpleegden. Tegen de wijze van betrachten van de zorgplicht staat op grond van artikel 56, vierde lid, Bvt geen beklag open. Het is aan de beroepscommissie om te beoordelen of haar
vaste jurisprudentie, zoals ontwikkeld ten aanzien van zorgplichten en medische verzorging, ook van toepassing is op de zorgplicht ten aanzien van de beschikbaarheid van geestelijk verzorgers in de inrichting.
De inrichting meent dat zij met de beschikbaarheid van een humanistisch verzorger op oproepbasis wel aan de zorgplicht voldoet. In de Bvt en het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) worden met betrekking tot de beschikbaarheid van
voldoende geestelijke verzorging geen regels gegeven over de werkwijze en praktische uitvoering daarvan. Evenmin geven de Bvt en het Rvt regels met betrekking tot het vereiste van het aan de inrichting verbonden zijn van geestelijk verzorgers. Voorheen
was er gedurende een vaste dag per week een gedetacheerde humanistisch verzorger in de inrichting aanwezig. Daarna van aanwezigheid van een humanistisch verzorger op oproepbasis. Vanaf april 2011 is sprake van een aanstelling van de humanistisch
verzorger met een dienstverband op basis van een contract met een uitgestelde prestatieplicht. Op basis daarvan is de humanistisch verzorger vier uur per week op oproepbasis in de inrichting aanwezig. Als daaraan behoefte blijkt kan deze in plaats van
een halve dag (vier uren) per week een hele dag (acht uren) per twee weken aanwezig zijn. In het contract is opgenomen dat de humanistisch verzorger vrije toegang tot verpleegden in de inrichting heeft en dat deze heeft ingestemd met naleving van in de
inrichting geldende voorschriften. Hiermee is de humanistisch verzorger verbonden aan de inrichting.
De bewoners vallen over het praktische punt van het moeten aanvragen van een individueel gesprek met de humanistisch verzorger. Van de 90 bewoners van de locatie Zeeland hebben zeven bewoners daadwerkelijk een bedoelde aanvraag ingediend.
In de praktijk hoeft de nieuwe situatie niets uit te maken. Als één bewoner de volgende dag een individueel gesprek wenst, dan kan dat. Als verscheidene bewoners een individueel gesprek willen, kan dat op een vaste dag in de week. Nu is de humanistisch
verzorger vier uur per week aanwezig. Bewoners kunnen dan inlopen. Ook gaat de humanistisch verzorger, net als de andere geestelijk verzorgers, actief de afdeling op.
Gemeenschappelijke bijeenkomsten zijn sinds het vertrek van de toenmalige humanistisch verzorger naar tevredenheid van de bewoners overgenomen door de dominee. De inrichting wil wel flexibel zijn en ook deze bijeenkomsten met de humanistisch verzorger
mogelijk maken als daaraan behoefte zou bestaan.
De humanistisch verzorger is al jaren lang geen staflid meer, maar heeft alleen nog incidenteel inbreng in de staf op verzoek van een bewoner.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is terecht in zijn beklag ontvangen. Verwezen wordt naar bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie inzake beklag over het schenden van een in de wet neergelegd recht door het niet naleven van daarmee verband houdende zorgplichten, dat
ontvankelijk is in het licht van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
Het gaat om een vervelende kwestie voor zowel de bewoners als de inrichting vanwege bezuinigingen. Klager en zijn medebewoners hebben de humanistisch verzorger, bij wie zij met hun problemen terecht konden, na haar vertrek node gemist. De inrichting
moet op een andere manier tegemoetkomen aan de bestaande behoefte aan humanistische verzorging en probeert dat te doen door te werken op oproepbasis. Volgens klager werkt dat in de praktijk erg lastig, omdat de humanistisch verzorger alleen bij
voldoende behoefte aan zijn aanwezigheid naar de inrichting komt. Bij de artikelen 36 en 39, Rvt is specifiek geregeld dat een humanistisch verzorger aan de inrichting verbonden en aangesteld dient te zijn.
Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie wordt door de inrichting gekeken hoe zij het beste in de beschikbaarheid van de humanistisch verzorger in de inrichting kan voorzien. Ter zitting is namens het hoofd van de inrichting verklaard
dat
er nu een humanistisch verzorger gedurende vier uur per week, en bij meer behoefte een dag per twee weken, in de inrichting aanwezig is en mogelijk ook gemeenschappelijke bijeenkomsten met de humanistisch verzorger kunnen gaan plaatsvinden. Dit is een
prima uitgangspunt, maar het is de vraag of dit in de praktijk gaat werken, zeker nu bij patiënten niet altijd flexibiliteit aanwezig is. Ook als maar één patiënt behoefte heeft aan een gesprek met de humanistisch verzorger, moet die patiënt
humanistische verzorging krijgen.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het beklag dat is gericht tegen schending van een wettelijk recht door het niet naleven van een wettelijke zorgplicht op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt beklagwaardig als
daadwerkelijk sprake is van het niet betrachten van een wettelijke zorgplicht. De enkele stelling van een klager dat daarvan sprake is, is niet voldoende voor ontvankelijkheid.

Op grond van artikel 40, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden of te beleven.
Krachtens artikel 40, tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting er zorg voor dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden, beschikbaar is.
Volgens artikel 40, derde lid, onder a, Bvt stelt het hoofd van de inrichting de verpleegde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen in de gelegenheid persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of
levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden.

Blijkens het bepaalde in artikel 36 Rvt zijn aan een inrichting geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, ook geestelijk verzorgers behorend tot het humanistisch verbond.
Volgens artikel 38, tweede lid, Rvt wordt een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond aangesteld door het bestuur van de justitiële, particuliere inrichting.

Volgens de wet dient derhalve een humanistisch verzorger aan de inrichting te zijn verbonden, wat met zich meebrengt dat deze op bepaalde tijden in de inrichting aanwezig is, opdat verpleegden hun recht op het vrij belijden of beleven van hun
godsdienst
of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, kunnen uitoefenen.
Vast staat dat ten tijde van het indienen van het beklag en de behandeling van het beklag door de beklagcommissie in strijd met de wet geen humanistisch verzorger in de inrichting meer aanwezig was en dat deze volgens de huisregels alleen bij voldoende
behoefte aan zijn aanwezigheid op oproep een dagdeel per week naar de inrichting kon komen. Onder deze omstandigheden is in klagers geval ten tijde van het indienen van het beklag en de behandeling van het beklag door de beklagcommissie sprake van
schending van het recht op het vrij beleven van een levensovertuiging zoals neergelegd in artikel 40, eerste lid, Bvt door het niet betrachten van de in artikel 40, tweede lid, Bvt neergelegde zorgplicht. Feitelijk was (telefonisch) contact met een
humanistisch verzorger wel mogelijk, maar niet krachtens het bepaalde in artikel 36 Rvt.
Klager kan daarom in het beklag worden ontvangen en het beklag is op juiste gronden gegrond verklaard.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie heeft er met instemming van kennis genomen dat de humanistisch verzorger vanaf april 2011 op basis van een contract met uitgestelde prestatieplicht, waarbij sprake is van een aanstelling met een dienstverband, op oproepbasis, ook
voor één verpleegde naar de inrichting komt en, als meer verpleegden daaraan behoefte hebben, de humanistisch verzorger op een vaste dag gedurende vier uur per week in de inrichting aanwezig is voor het houden van individuele gesprekken. Bij toenemende
behoefte aan contact met de humanistisch verzorger kan deze ook een hele dag per twee weken aanwezig zijn voor individuele gesprekken en mogelijk ook voor gemeenschappelijke bijeenkomsten. Onder deze omstandigheden is niet langer sprake van strijd met
de wet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven