Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0179/TA, 30 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/179/TA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2011 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. ing. T.P. Klaasen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker.

Voorafgaand aan het horen heeft de voorzitter van de beroepscommissie uitgelegd dat hij voor een andere voorzitter is ingevallen en aan klager en zijn raadsman gevraagd of zij daar bezwaar tegen hebben in het licht van de omstandigheid dat hij als
schorsingsvoorzitter uitspraak heeft gedaan in het schorsingsverzoek tegen de op 10 september 2010 opgelegde afzondering. Klager en zijn raadsman hebben verklaard daar geen bezwaar tegen te hebben.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde
Het beklag betreft:
a. afzondering in de afzonderingsruimte op 17 augustus 2010
b. separatie op 19 augustus 2010
c. geen televisie mogen kijken tijdens de separatie
d. afzondering in de afzonderingsruimte op 10 september 2010, op 15 september 2010 omgezet in afzondering op de eigen kamer
e. voortzetten afzondering op de eigen kamer na (tijdelijke) interne overplaatsing
f. geen onbegeleid bezoek van ouders
g. geen telefonisch contact met familie
h. toezicht op post van en voor klager.

De beklagcommissie heeft op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel c. van zijn beklag en het beklag op de onderdelen a. en d. ongegrond verklaard.
De beklagcommissie heeft het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven op de onderdelen b. respectievelijk e. van het beklag deels ongegrond en deels gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 20,= respectievelijk €
49,=, en het beklag op de onderdelen f. tot en met h. formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, onder verwijzing naar het beroepschrift, de aanvullingen daarop en de aan de beklagcommissie overgelegde pleitnotitie, als volgt toegelicht.
Het langdurig uitblijven van de uitspraak van de beklagcommissie is zuur in het licht van de doorlopende beperkingen en de omstandigheid dat enkele klachten gegrond zijn verklaard. De toegekende tegemoetkoming is niet meer dan een fooi. Klager heeft in
andere zaken hogere bedragen toegekend gekregen.
Klager is nooit grensoverschrijdend naar zijn vriendin of haar dochter geweest.
Klager weet niet waar het verhaal van zijn vriendin over hem en haar dochter vandaan komt. Hij walgt van dit verhaal. Hij begrijpt dat de inrichting daar onderzoek naar heeft willen doen en dat dit enige tijd vergt. De inrichting had echter direct het
gesprek met hem moeten aangaan en had beperkingen ten aanzien van post, telefoneren en bezoek kunnen opleggen in plaats van hem zonder opgave van redenen af te zonderen en te separeren. De separatiebeslissing heeft klager op 19 augustus 2010 uitgereikt
gekregen. De reden voor de afzondering en separatie is hem pas een week later gemeld. Op de schriftelijke mededeling van die beslissingen staat wel dat klager voor het opleggen daarvan is gehoord, maar dat hield niet meer in dan dat hem werd gevraagd
of
hij de reden wist. Hij is geboeid afgevoerd alsof hij een terrorist is en naar een vuile kamer gebracht. Deze kamer is op zijn verzoek schoongemaakt en in de tussentijd is hij in een luchtkooi geplaatst. Hij werd met zes man van de kamer gehaald om te
gaan douchen. De inrichting heeft het allemaal te zwaar aangezet en is doorgeschoten in de maatregelen jegens hem. Het gaat om een machtsstrijd die de inrichting halsstarrig in stand probeert te houden. Het geen gebruik mogen maken van de televisie
tijdens de separatie is als drukmiddel gebruikt en geeft ook aan hoe men in de inrichting met klager omgaat. De televisie mocht alleen maar aan als klager in gesprek ging. Uit angst voor geweld mocht hij de afstandsbediening niet gebruiken. Klager is
in
de inrichting nog nooit gewelddadig geweest. Als hij dat had gewild, had hij op de afdeling gebruik kunnen maken van een mes uit de afdelingskeuken, maar dat heeft hij niet gedaan.
Er was bij hem nimmer sprake van onderhuidse woede of bedreiging jegens het personeel, wel was zijn boosheid en onbegrip duidelijk zichtbaar.
De bewuste beperkingen in de bewegingsvrijheid van klager hebben voortgeduurd todat op 26 oktober 2010 afdelingsarrest met een kamerprogramma is opgelegd. Deze beperkingen missen een deugdelijke grondslag. Het verhaal van zijn vriendin is door klager
consequent ontkend en is ook uiterst dubieus. Klagers vriendin heeft het betreffende verhaal ingetrokken en geen contact met de inrichting willen hebben.
De verklaring van de vriendin dat klagers raadsman haar daarin zou hebben beïnvloed is volstrekt onjuist.
Klager heeft met het hoofd behandeling en het afdelingshoofd gesproken, maar zij belden zijn vriendin met andere informatie dan hij had gegeven, waardoor zijn vriendin in de war raakte. Ook de maatschappelijk werker heeft zijn vriendin vaak gebeld.
Klager vraagt zich af waarom de maatschappelijk werker niet aanwezig was bij de zitting van de beklagcommissie. Klager had en heeft hem wel het enige te vragen. Klager had geen vlucht- en/of gijzelingsplannen. Na onttrekking aan zijn internering in
België heeft klager zich in Nederland bij de politie gemeld. Hij had ook naar Marokko kunnen gaan. De zogenaamde schets van een vluchtplan betrof niets meer en minder dan een schetsje van zijn droomhuis. Hij beschikt al zes jaar lang over het adres van
het Marokkaanse Consulaat. Klager heeft van een vriend die niet van de regels op de hoogte was in alle openheid en in aanwezigheid van de maatschappelijk werker een bedrag van € 400,= gekregen, dat op klagers rekening in de inrichting is gezet. De
inrichting heeft argumenten voor de beperkingen gezocht en wil alleen maar het eigen handelen rechtvaardigen. Klager wenst daarom niet met behandelaren in aanraking te komen. Hij betwist wat zijn vriendin aanvankelijk in haar labiliteit over klager en
haar dochter heeft verteld. Verder zit hij een straf uit en hoort hij niet thuis in een tbs-inrichting. Klager wil geen behandeling, omdat hij die niet nodig heeft.
Beperkingen in klagers bewegingsvrijheid lopen tot op heden door, ondanks dat klager zich niet misdraagt, en vloeien voort uit dezelfde kwestie. De inrichting geeft wel telkens andere redenen aan. Zo zou klager bedreigend zijn geweest naar de
maatschappelijk werker, terwijl klager alleen heeft gezegd niet meer met de maatschappelijk werker te willen spreken. Klager gaat daaraan kapot. Hij wordt zodanig in zijn vrijheden beperkt dat het de vraag is of dit in strijd is met de mensenrechten.
Het gaat er in deze zaak alleen nog maar om wie er het eerste omvalt: klager of de inrichting. Het verhaal van zijn vriendin over haar dochter is al lang niet meer in onderzoek.
Verscheidene (senior)therapeuten zijn door de inrichting ter verantwoording geroepen omdat zij het niet eens waren met het treffen van de ingrijpende, beperkende maatregelen alvorens de feiten te onderzoeken. Om die reden is klager tijdelijk intern
overgeplaatst geweest.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, mede aan de hand van de overgelegde pleitnotitie, als volgt toegelicht.
De telefonisch door klagers vriendin aan verschillende medewerkers afgegeven signalen over klagers belangstelling voor haar dochter, waarbij de focus van de relatie zich volgens de vriendin steeds meer van haarzelf naar haar dochter verlegde, heeft de
inrichting uitgebreid en zonder tussenkomst van klager willen onderzoeken.
Klager is daarom afgezonderd en is volgens de schriftelijke mededeling daarover gehoord. Vervolgens is separatie opgelegd, omdat sprake was van een sterke overeenkomst met gedrag van klager tijdens zijn indexdelict. Escalatie kon niet worden
uitgesloten. Klager is bekend met een eerdere ontvluchting uit een andere instelling. Het was voor het behandelteam moeilijk in te schatten hoe klager op de beschuldigingen van zijn vriendin zou reageren. Bovendien werd op dat moment de computer van
klager en door zijn vriendin aangeleverde correspondentie in de inrichting onderzocht. Volgens de schriftelijke mededeling is klager daarover gehoord en heeft hij aangegeven dat hij het niet eens is met de verklaring van zijn vriendin die een
borderliner is. Zelf heeft klager daarbij geschreven dat zijn mening zeer zeker niet correct en volledig, maar uit zijn verband is weergegeven.
Klagers vriendin heeft haar verhaal later genuanceerd, in die zin dat zij niet door klager is bedreigd en de inrichting overtrokken op de situatie heeft gereageerd. Zij heeft dit volgens eigen zeggen gedaan na door haar opgenomen telefonisch contact
met
klagers raadsman die haar had gezegd dat hij klager met een positieve verklaring van haar uit de separatie kon krijgen. Tevens had klagers raadsman haar gewaarschuwd voor wat zij zegt en voor een mogelijke uithuisplaatsing van haar dochter. De
inrichting bleef daarom uitgaan van haar aanvankelijke verklaringen.
Er bestaat geen recht op de aanwezigheid van een televisie in de separeerruimte. Het niet toestaan van televisiekijken was geen drukmiddel, maar kwam voort uit een pure inschatting van het veiligheidsrisico op grond waarvan klager niet mocht beschikken
over de afstandsbediening.
De inrichting legt zich neer bij het oordeel van de beklagcommissie dat de separatie te lang heeft geduurd en na 14 dagen in afzondering omgezet had kunnen worden. Hoogstwaarschijnlijk is daarom een tegemoetkoming van € 10,= per dag voor separatie min

7,50 voor afzondering op de eigen kamer toegekend, dus een bedrag van € 2,50 per dag. Er is geen aanleiding om een hogere tegemoetkoming dan door de beklagcommissie bepaald toe te kennen. Naar de mening van de inrichting waren er voldoende redenen de
separatie na 14 dagen te laten voortduren in het licht van de ernstige beschuldigingen van klagers vriendin en het ontbreken van contact tussen klager en de behandelleiding, waardoor een paststelling ontstond.
De separatie is gevolgd door afzondering op 10 september 2010. Klager was in contact met de sociotherapie, maar als hij door de afdelingsleiding en/of andere leden van het behandelteam met de beschuldigingen van zijn vriendin werd geconfronteerd liep
de
spanning bijzonder hoog op. Klager weigerde elk gesprek en wilde alles via zijn advocaat laten verlopen. Het toetsen van het verhaal van de vriendin werd daardoor bijzonder lastig en liep ernstige vertraging op. De keren dat klager wel op vragen
inging,
was hij inconsistent in zijn antwoorden en liep de boosheid erg hoog op. Klager had een gespannen mimiek, sprak met stemverheffing en maakte priemende gebaren waarbij hij medewerkers uitmaakte voor ziek en leugenaars. Er was geen verstandhouding met de
behandelleiding. Wel was er spanningsopbouw bij klager. Gevreesd werd voor geweld naar het personeel en met name de behandelleiding. Het idee bestond dat de boel in slaap werd gesust door het wel hebben van contact op de afdeling.
Om te zien hoe de behandeling van klager op een verantwoorde en passende manier kon worden voortgezet, is klager intern naar een andere locatie overgeplaatst. Op 23 september 2010 had klagers vriendin aangifte tegen klager gedaan bij de politie en het
viel niet in te schatten hoe klager daarop zou reageren. De inrichting legt zich neer bij het oordeel van de beklagcommissie dat de afzondering te lang heeft geduurd. Er is geen aanleiding om een hogere tegemoetkoming dan door de beklagcommissie
bepaald
toe te kennen. Naar de mening van de inrichting waren er voldoende redenen om de afzondering te laten voortduren.
Het bezoek van de ouders kon slechts begeleid plaatsvinden. Het bleek niet mogelijk om in het kader van het lopende onderzoek inhoudelijk met de ouders in gesprek te gaan. Bovendien zochten de ouders en klagers broer middels sms-berichten contact met
klagers vriendin. De indruk bestond dat ook vanuit het netwerk druk op haar werd uitgeoefend. De inrichting wilde dat klager en de maatschappelijk werker daarover in gsprek gingen, maar dat wilde klager niet.
Er waren verder voldoende gronden voor beperkingen ten aanzien van telefoneren en de post.
Op dit moment is er een andere aanleiding voor beperking van klagers bewegingsvrijheid. De maatschappelijk werker voelde zich door klager bedreigd en wil daarover in gesprek met klager, maar klager weigert elk gesprek. Afdelingsarrest is opgelegd om te
voorkomen dat klager en de maatschappelijk werker elkaar zouden tegenkomen.
In het kader van het onderhavige beroep is de totale weigering van klager om met de behandelleiding te spreken over de door zijn vriendin geuite beschuldigingen van belang. Klagers kamer is onderzocht en daarbij zijn kaartjes van hem gericht aan zijn
vriendin en dochter gevonden, waarbij vraagtekens zijn geplaatst. Ook daarover weigert klager in gesprek te gaan. Daarover loopt een afzonderlijke beklagprocedure.

3. De beoordeling
In het onderhavige beroep zijn uitsluitend de beperkingen aan de orde, waarover de beklagcommissie uitspraak heeft gedaan.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Hierbij is wat betreft de opgelegde beperkingen in klagers bewegingsvrijheid binnen de inrichting in aanmerking genomen dat, wat er ook uiteindelijk zij van de door klagers vriendin jegens klager geuite beschuldigingen, het een onweersproken feit is
dat
de vriendin op 17 augustus 2010 ernstige aantijgingen jegens klager heeft gedaan en dat de inrichting daarop niet anders kon reageren dan maatregelen te nemen. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting in redelijkheid
klager heeft mogen afzonderen vanuit de wens deze beschuldigingen aanvankelijk zonder tussenkomst van klager te onderzoeken. Tijdens dit onderzoek is de inrichting, zoals is vermeld in de schriftelijke mededeling van de op 19 augustus 2010 uitgereikte
separatiebeslissing, met klager in gesprek gegaan, maar ontkende klager de beschuldigingen van zijn vriendin en gaf hij geen openheid over een aantal aan hem gestelde vragen. Volgens deze schriftelijke mededeling maakte de bespreking klager gespannen,
zag de inrichting mogelijke parallellen met klagers indexdelict en achtte de inrichting op dat moment de kans op escalatie reëel. In het licht daarvan heeft de inrichting klager in redelijkheid op 19 augustus 2010 mogen separeren.
Daaropvolgend zijn bij wijze van versoepeling afzonderingsmaatregelen gevolgd op aanvankelijk de afzonderingskamer en vervolgens de eigen kamer. Deze maatregelen hebben langere tijd geduurd doordat klager van meet af aan, al vanaf 19 augustus 2010,
weigerde om over de beschuldigingen met de behandelleiding in gesprek te gaan. Bovendien heeft klagers vriendin haar aanvankelijke verklaring ingetrokken en nadien aangifte bij de politie gedaan, die zij vervolgens weer heeft ingetrokken. Deze twee
factoren hebben vertraging in het onderzoek door de inrichting opgeleverd en daarmee de duur van de maatregelen voor een groot deel mede veroorzaakt. Gelet op de omstandigheid dat klager in een tbs-inrichting verblijft ten behoeve van verpleging en
behandeling, is het alleszins redelijk en billijk dat van hem wordt gevraagd met behandelaren in gesprek te gaan, zeker in het licht van de aanvankelijk door zijn vriendin jegens hem geuite beschuldigingen en haar latere opstelling.

De beroepscommissie kan zich voorts verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming voor zowel acht dagen opgelegde separatie in plaats van afzondering als voor 14 dagen opgelegde afzondering in plaats van afdelingsarrest.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven