Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2583/GA, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2583/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2011, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns, en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep nog aan de orde – het zonder toestemming uit de verblijfsruimte verwijderen van (delen van) het strafprocesdossier.

De beklagrechter heeft klager – voor zover in beroep aan de orde – niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers klacht ziet met name op het feit dat de medewerkers onderdelen van klagers strafdossier uit zijn verblijfsruimte verwijderden. Klager heeft over zijn klachten keer op keer om gesprekken verzocht met de directeur. Klager was toen onschuldig
gedetineerd en het kwam hem voor dat het personeel daar niet tegen kon. Daarnaast had het personeel problemen met het feit dat klager intellectueel gezien op een veel hoger niveau staat dan de personeelsleden. Klager is van mening dat er, als hij
normaal zou zijn behandeld, geen problemen waren geweest. Klager heeft ondermeer een aantal klachten ingediend op een gewoon papier omdat hij van het personeel geen beklagformulieren verstrekt kreeg. De beklagcommissie oordeelde vervolgens dat er
sprake
zou zijn van ongefundeerde klachten. Klager heeft in zijn klaagschrift echter duidelijk aangegeven dat hij een deel van het strafdossier is kwijtgeraakt. Alleen al daarom had klager op een zitting behoren te worden gehoord. Naar klagers mening is de
beklagcommissie onzorgvuldig geweest in haar beoordeling. Daarnaast geldt ook hier dat de beklagcommissie veel te lang heeft gedaan over de behandeling van deze klachten. Met betrekking tot de overige klachten die in het klaagschrift zijn vermeld geldt
dat de beroepscommissie daarover geen oordeel hoeft te geven.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In klagers verblijfsruimte was met regelmaat sprake van een zodanige wanorde dat opruimwerkzaamheden vereist waren. Omdat klager dit niet zelf deed, moest dat door inrichtingsmedewerkers gebeuren. Anders dan door en namens klager is aangevoerd, was er
geen sprake van een dossier. Klager had een wirwar van papieren stukken in zijn verblijfsruimte verspreid liggen en hangen. Voor zover er papieren uit zijn verblijfsruimte zijn verwijderd, zijn die allemaal opgeborgen in zijn fouillering en aan hem
overhandigd bij het einde van zijn detentie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het te lang heeft geduurd alvorens op het beklag en het beroep is beslist. Weliswaar heeft de wetgever aan de behandeling van een klaagschrift termijnen verbonden, maar aan de overschrijding daarvan is geen sanctie
verbonden. Ten aanzien van de behandeling van het beroep geldt dat de wetgever daaraan geen termijn heeft verbonden. Gelet daarop kan de lange tijdsduur, hoewel op zich onwenselijk, niet leiden tot een gegrondverklaring van het beklag of beroep.

De beroepscommissie is, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat het indienen van een groot aantal klachten niet zonder meer de conclusie kan rechtvaardigen dat daardoor misbruik wordt gemaakt van het beklagrecht. Ook de omstandigheid dat er door
die ingediende klachten veel tijd besteed dient te worden aan de behandeling daarvan rechtvaardigt die conclusie niet. Dit zou daarom betekenen dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat de beroepscommissie het beklag
inhoudelijk zou moeten beoordelen. Aan die inhoudelijke beoordeling komt de beroepscommissie evenwel niet toe. Nu de klacht met betrekking tot het wegnemen van onderdelen van het strafprocesdossier onvoldoende feitelijk is onderbouwd, zo ontbreken
bijvoorbeeld relevante data en een meer specifieke vaststelling van welke stukken uit de verblijfsruimte zouden zijn verwijderd, kan niet worden geoordeeld dat hier sprake is geweest van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60 van de
Pbw. Gelet daarop kan klager, zij het op andere gronden als aangenomen door de beklagrechter, niet worden ontvangen in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven