Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3286/GA, 24 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3286//GA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie hield zitting op 28 maart 2011 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet op cel mogen hebben van een diskette.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager wilde een computerdiskette op zijn cel hebben met daarop voor zijn strafzaak verzamelde en relevante gegevens. In voorgaande inrichtingen mocht klager de betreffende diskette wel op zijn cel hebben en heeft hij hierop veel informatie verzameld
ten behoeve van zijn verdediging. Thans mag hij de diskette niet op zijn cel, om beveiligingtechnische redenen. Niet wordt duidelijk gemaakt wat hiermee bedoeld wordt. En diskette staat noch op de lijst met verboden, noch met die van toegestane
voorwerpen. Een weigering dit op cel toe te laten, moet dan ook gemotiveerd worden. Klagers voorstel de diskette in het computerlokaal te laten is niet geaccepteerd.
In een nadere reactie heeft klagers raadsman bericht dat klager had besloten zijn diskette uit te voeren en dat toen bleek dat deze was kwijtgeraakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat de diskette binnen de inrichting zou zijn verdwenen. Wat daar ook van zij, dit valt buiten de reikwijdte van dit beroep.
Beoordeeld zal dienen te worden of de directeur in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen te weigeren dat klager zijn diskette op zijn cel voorhanden had. Uit de verstrekte informatie kan niet worden afgeleid dat de veiligheid in de inrichting in
het geding is wanneer klager op cel over een diskette beschikt. Te meer nu klager in voorgaande inrichtingen blijkbaar wel de diskette op cel heeft mogen hebben om daarmee aan zijn verdediging te kunnen en mogen werken. De directeur heeft niet
geconcretiseerd op welke wijze de veiligheid in het geding zou kunnen zijn. Daarbij heeft de directeur tegenover de beklagcommissie aangegeven dat indien de rechtbank desgevraagd zou aangeven dat het van belang zou zijn dat klager de diskette zou
kunnen
uitlezen, hier alsnog een regeling voor getroffen zou kunnen worden. Niet aannemelijk is geworden dat de diskette – buiten het strafdossier – ook informatie bevat die de veiligheid in de inrichting in gevaar zou kunnen brengen. Klager heeft voldoende
aannemelijk gemaakt dat hij, wanneer hij over de diskette kan beschikken, zijn verdediging aanmerkelijk beter kan voorbereiden dan wanneer hij daarover niet beschikt, te meer daar het hier om een omvangrijk dossier gaat dat op diskette is gezet.
Hierbij
is door klager aangegeven dat hij de diskette ook in het computerlokaal zou kunnen gebruiken en laten opbergen. Dit betekent dat de weigering van de directeur voor klager een uitzondering te maken, waarbij in aanmerking wordt genomen het belang van
klager zijn verdediging adequaat voor te kunnen bereiden tegenover het belang van de directeur de veiligheid in de inrichting te borgen, als een onredelijke en onbillijke beslissing is aan te merken. Een en ander voert tot de volgende beslissingen.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat informatie-uitwisseling in strafzaken meer en meer door middel van gegevensdragers zal geschieden; ook in dat licht ligt het voor de hand dat in p.i.’s rekening met deze technologische ontwikkeling gaat
worden gehouden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven