Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1225/GB, 9 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1225/GB

Betreft: [klager] datum: 9 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager en mr. H.M. Feenstra, namens klager,

gericht tegen een op 15 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 7 april 2011 is klager opgeroepen zich op 10 mei 2011 te melden bij de b.b.i. Westlinge voor het ondergaan van een gevangenisstraf van 403 dagen. Op 11 april 2011 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 15 april 2011 ongegrond is
verklaard

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens klagers voorlopige hechtenis in 2008 is de detentiefasering ingezet. De reclassering rapporteerde positief en in maart 2008 is klager toegezegd dat hij vanaf 17 april 2008 de laatste detentiefase in zou gaan met een penitentiair programma
(p.p.)
in combinatie met elektronisch toezicht (e.t.) Op 30 maart 2008 is de voorlopige hechtenis geschorst. Klager mocht er vanuitgaan en erop vertrouwen dat mocht het komen tot een veroordelend vonnis, hij deze straf extramuraal zou mogen ondergaan.
Klager heeft sinds een jaar of drie, vier opnieuw last van depressieve klachten ten gevolge van het feit dat hij en zijn familie onder bepaalde druk stonden. De psychotherapeut vreest dat het een en ander tot een ernstige terugval kan leiden. Klagers
vrouw kampt eveneens met spanningsklachten en zij is recentelijk zeer ernstig ziek geweest. Volgens haar psychotherapeut zal de plaatsing van klager in een b.b.i. grote gevolgen hebben voor geestelijke en lichamelijke gesteldheid van klagers vrouw.
Klagers schoonvader heeft eveneens een zeer instabiele gezondheid.
De bepalingen van de Pbw zijn geen dwingende rechterlijke bepalingen. Bovendien blijft er van klagers strafrestant nog 190 dagen over, wanneer rekening gehouden wordt met de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Klager runt samen met zijn vrouw een bedrijf in glaskunsthandel. Zij staan met stands op beurzen die tot september 2011 gepland zijn. Zonder klager is het onmogelijk het bedrijf voort te zetten en is het gedoemd failliet te gaan. Klager verzoekt de
datum om zich te melden uit te stellen, zodat hij de mogelijkheid heeft om iemand te vinden die gedurende de detentieperiode de zaken kan waarnemen.
Subsidiair wordt verzocht klager in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een p.p. vanaf het moment dat het strafrestant een jaar bedraagt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het beroepschrift van 25 april 2011, gericht tegen de beslissing van 15 april 2011, is niet binnen de geldende beroepstermijn ingediend. Namens klager is op 21 april 2011 (opnieuw) verzocht om uitstel. Deze brief is aangemerkt als bezwaarschrift. Tegen
de beslissing van 15 april 2011 staat echter niet opnieuw bezwaar maar slechts beroep open. Klager is op 29 april 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar van 21 april 2011.

4. De beoordeling
De beslissing op het bezwaar is op vrijdag 15 april 2011 gegeven. Het is niet bekend wanneer klager deze beslissing heeft ontvangen en de beroepstermijn is gaan lopen. De beroepscommissie is van oordeel dat klager tijdig beroep heeft ingediend.

Uit de stukken blijkt dat klager op 18 maart 2011 een verklaring heeft ondertekend waarin hij aangeeft gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden in een b.b.i. Klager wist derhalve dat hij binnenkort zou worden opgeroepen en hij had dan ook
de
gelegenheid om zijn zakelijke werkzaamheden over te dragen aan een ander.
Op grond van artikel 4, tweede lid aanhef en onder b, van de Pbw is het strafrestant bij aanvang van deelname van het p.p. ten minste vier weken en ten hoogste een jaar. Klager komt derhalve niet reeds bij aanvang van zijn detentie in aanmerking voor
een p.p. De selectiefunctionaris kan gedurende de detentie besluiten dat klager in aanmerking komt voor een p.p.
Op 19 februari 2008 heeft de Reclassering positief geadviseerd ten aanzien van een p.p. in combinatie met e.t., maar de beslissing of klager in aanmerking komt voor deelname aan een p.p. berust bij de selectiefunctionaris.
De beslissing op het bezwaar van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven