Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3657/GV, 7 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3657/GV

betreft: [klager] datum: 7 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2010 genomen beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft niemand aangevallen met een mes. Er vond een woordenwisseling plaats met drie gedetineerden die tegen klager tekeer gingen. Zij hebben vervolgens tegen een bewaarder gezegd dat klager hen zou
hebben aangevallen met een mes. Toevallig wisten zij voor wat voor delict klager gevangenisstraf uitzit. Klager heeft veertien dagen in de isoleercel gezeten. De reden daarvoor was voorkoming van ontvluchting en verstoring van de orde, rust en
veiligheid in de inrichting. Voorts is hij teruggeplaatst naar een gesloten inrichting, waar hij nu al weer drie maanden verblijft. De straf voor de woordenwisseling/schelden is al hoog genoeg.
De reden voor afwijzing van zijn verlofaanvraag is onacceptabel. Aangezien klager niet is gestraft voor de vermeende aanval met een mes is er geen reden om zijn verlofaanvraag af te wijzen.
De afwijzing is niet bevorderlijk voor klagers rehabilitatie/resocialisatie. Hij hoeft nog maar vijf maanden te zitten

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers gedrag heeft meermalen geleid tot conflictsituaties. In het begin waren het relatief kleine incidenten en was klager te corrigeren, maar op 25 augustus 2010 is het geëscaleerd. Klager heeft toen met een mes gezwaaid naar een medegedetineerde.
Uit verklaringen van medegedetineerden blijkt dat klager angst bij hen veroorzaakt.
Het incident van 25 augustus 2010 heeft plaatsgevonden in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Klager is vervolgens vanuit de b.b.i. teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Hier heeft op 28 september 2010 wederom een incident
plaatsgevonden,
waarbij klager zeer geagiteerd zijn cel uitkwam, vervolgens twee biljartballen pakte en liep te zwaaien om ze vervolgens op het biljart neer te gooien. Wanneer klager zich in zijn eer aangetast voelt, kan hij zich niet beheersen en grijpt hij terug
naar
agressie. Gezien klagers delict en zijn gedrag in de inrichting, mede gelet op het advies van politie, is klagers verlofaanvraag afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft in verband met klagers gedrag, de incidenten, het feit dat geen behandeling of andere interventie is gestart en het risico ten aanzien van klagers vrouw negatief geadviseerd ten
aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat er, voor zover dit de officier van justitie bekend is, geen redenen zijn tegen verlofverlening.
De politie Rotterdam heeft aangegeven dat klager zijn echtgenote jarenlang heeft geterroriseerd en mishandeld en dat hij veroordeeld is voor het neersteken van zijn echtgenote. Bij verlofverlening wordt het risico dat klager zijn vrouw zal gaan
opzoeken
en het recidiverisico groot geacht. Geadviseerd wordt om het aangevraagde verlof niet toe te kennen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens poging tot moord.
De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 6 mei 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

In verband met klagers gedrag en steeds ernstiger wordende conflictsituaties met medegedetineerden is hem na een incident, waarbij hij met een mes naar een medegedetineerde heeft gezwaaid, een ordemaatregel van afzondering opgelegd en is klager vanuit
een b.b.i. overgeplaatst naar een gesloten inrichting.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat in de p.i. Nieuwegein er nog steeds sprake is van conflicten met medegedetineerden en dat daar een nieuw incident heeft plaatsgevonden. De kans dat klager zijn slachtoffer tijdens verlof zal opzoeken en de kans op
recidive - klager is veroordeeld voor het neersteken van zijn echtgenote - worden door de politie Rotterdam groot geacht.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, g en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven